Translation of "Pear" in Dutch

0.015 sec.

Examples of using "Pear" in a sentence and their dutch translations:

- I'm eating a pear.
- I am eating a pear.

- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.

This pear smells nice.

Die peer ruikt lekker.

This pear is green.

Deze peer is groen.

Is this pear green?

Is deze peer groen?

She's eating a pear.

Ze is een peer aan het eten.

This is a pear.

Dit is een peer.

The pear smells good.

De peer ruikt goed.

She has pear-shaped breasts.

Ze heeft peervormige borsten.

I am eating a pear.

- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.

Tom is eating a pear.

- Tom eet een peer.
- Tom is een peer aan het eten.

This isn't an apple. It's a pear.

Dit is geen appel. Het is een peer.

This is a pear, not an apple.

Dit is een peer, geen appel.

Tom has a pear tree in his backyard.

Tom heeft een perenboom in zijn achtertuin.

Tom wasn't eating an apple. He was eating a pear.

Tom was geen appel aan het eten. Hij was een peer aan het eten.

In the orchard behind their farm stood apple and pear trees.

In de boomgaard achter hun boerderij stonden appel- en perenbomen.

What Tom was eating wasn't an apple. It was a pear.

Wat Tom at, was geen appel. Het was een peer.