Examples of using "Gaelic" in a sentence and their dutch translations:
Ik leer Schots-Gaelisch.
Ik ben Schots-Gaelisch aan het leren.
- Spreek je Schots-Gaelisch?
- Spreekt u Schots-Gaelisch?
- Spreken jullie Schots-Gaelisch?
- Spreek je Engels en Schots-Gaelisch?
- Spreekt u Engels en Schots-Gaelisch?
- Spreken jullie Engels en Schots-Gaelisch?
Ierland wordt "Éire" genoemd in het Iers-Gaelisch.
- Ik begrijp Schots-Gaelisch, maar ik kan het niet spreken.
- Ik versta Schots-Gaelisch, maar ik kan het niet spreken.
Het Verenigd Koninkrijk wordt "Rìoghachd Aonaichte" genoemd in het Schots-Gaelisch.
In zeventienhonderdzevenenzestig werd het Nieuwe Testament in het Schots-Gaelisch gedrukt.
Onlangs, toen we in een boekenwinkel in Schotland waren, vroeg mijn vrouw aan de jonge bediende of hij een van een bepaald kinderboek een versie in het Gaelisch had.