Examples of using "Cost" in a sentence and their dutch translations:
- Dat zal € 30,- kosten.
- Dat wordt dan 30 euro.
- Dat wordt dan dertig euro.
Dat zal € 30,- kosten.
Wat zal dat kosten?
Dat zal € 30,- kosten.
Wortels kosten drie dollar.
Hoeveel kost dat?
- Wat gaat het kosten?
- Hoeveel gaat het kosten?
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost dat?
- Dat wordt dan 30 euro.
- Dat wordt dan dertig euro.
Hoeveel kost het?
Het zal ongeveer tienduizend yen kosten.
en kan het levens kosten.
Dat zal € 30,- kosten.
Wortels kosten drie dollar.
Het kostte niet veel.
Hoeveel kost het?
Het moet een fortuin hebben gekost.
- Dat zal je geen cent kosten.
- Het kost je geen cent.
Dat gaat me mijn baan kosten.
De zonnebril kost twintig euro.
Hoeveel kost dit?
De sigaren kosten twee mark.
- Hoeveel kost dat?
- Hoeveel kost dit ding?
- Wat gaat het kosten?
- Hoeveel gaat het kosten?
Het kostte dertig miljoen dollar.
Het kostte me tien dollar.
Die hoed kostte vijftig dollar.
Mijn liefde kost niets.
Deze hoed kostte tien dollar.
Het zal ongeveer dertig dollar kosten.
De kostenramingen zijn verfijnd.
- Er was geen begroting beschikbaar.
- Er was geen kostenraming beschikbaar.
Deze appels kostten niet veel.
De kosten voor levensonderhoud zijn gestegen.
Iedereen wil rijker worden, tot elke prijs, ongeacht de prijs.
Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost dat?
Hoeveel gaat dat me kosten?
Het werk kostte hem zijn leven.
De kosten van levensonderhoud zijn drastisch gestegen.
Hoeveel kost die auto?
Hoeveel kost dat boek?
Hoeveel kostte dat bier?
Hoeveel gaat dat me kosten?
Hoeveel kost het lidmaatschap?
Hoeveel kost deze banaan?
Hoeveel hebben de tickets gekost?
- Hoeveel heeft deze bril gekost?
- Wat kostte deze bril?
Het zal meer dan duizend yen kosten.
Hoeveel kost die broek?
Hoeveel kost deze hoed?
Hoeveel kost deze stropdas?
Hoeveel kost deze bril?
Hoeveel heeft deze zonnebril gekost?
Hoeveel kost het bier?
Hoeveel kost een kamer?
Hoeveel kost een ei?
Hoeveel kost dat bier?
Hoeveel kost deze ladder?
Hoeveel kost die lamp?
- Hoeveel heeft het brood gekost?
- Hoeveel kostte het brood?
Het kost je geen cent.
Mijn gitaar was niet heel duur.
De brug heeft veel geld gekost.
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel is dit?