Examples of using "Burning" in a sentence and their dutch translations:
Er brandt iets.
Het bos brandt.
De struik staat in brand.
Mijn ogen branden.
- De huizen staan in brand.
- De woningen staan in brand.
Het vuur brandt.
De boom brandt.
De wolkenkrabber staat in brand.
Mijn oor brandt.
De kachel brandt.
Ja, ze verbranden nog steeds steenkool.
Ze brandden van enthousiasme.
Ruikt het niet ietwat verbrand?
Kijk! Het boek brandt!
- Moeder, er ruikt iets aangebrand.
- Moeder, er riekt iets aangebrand.
Zijn wangen brandden van schaamte.
Waarom verbrand je deze foto's?
Waarschijnlijk brandt ze in de hel.
Sommige houden een winterslaap om energie te sparen.
door activiteiten als het verbranden van fossiele brandstoffen
In de keuken riekt iets aangebrand.
De brandweermannen spoedden zich in het brandende huis.
zodat zelfs als we stoppen met fossiele brandstoffen,
Ze voelde een brandende pijn, die ontzettend intens was.
Hij redde het kind uit het brandende huis.
Steeds meer brand in het Amazonewoud.
Het huis staat in brand!
Het huis staat in brand.
Een stervende oude man is als een brandende bibliotheek.
De moedige brandweerman redde een jongen uit het brandende huis.
Tom is gestorven toen hij probeerde een kind uit een brandend gebouw te redden.
zoals die walgelijke smaak in je mond, de geur van brandende, rottende vis,
Dat brandt wel even. We gaan naar binnen.
En ik zorg dat ik het vuur de hele nacht brandende houd.
Het huis staat in brand.
Het wordt hier moeilijker ademhalen. De fakkel brandt ook lang niet zo helder meer.
Er zitten zo veel harsoliën in. Dat houdt het wel een tijdje gaande.
We weten allen dat mensen met rood haar en blauwe ogen gevoelig zijn voor de zon, en dat hun huid sneller verbrandt dan die van donkerdere mensen.
Tom stierf in de brand omdat hij terug naar het brandende huis ging om zijn spelconsole op te halen.