Translation of "Tweeling" in Spanish

De tweeling hielp.

Los gemelos ayudaron.

De tweeling zong.

Los gemelos cantaron.

De tweeling glimlachte.

Las gemelas sonrieron.

Zijn jullie tweeling?

¿Son gemelos?

Ze had een tweeling.

Ella tuvo gemelos.

Wij zijn een tweeling.

Son gemelos.

Ik ben een tweeling.

Soy gemelo.

Ze hebben een tweeling.

Ellos tienen gemelos.

Ik heb een tweeling.

- Tengo una hermana gemela.
- Tengo un hermano gemelo.

Tom heeft een identieke tweeling.

Tom tiene un gemelo idéntico.

Jean en Kate zijn een tweeling.

Jean y Kate son gemelas.

Hanni en Nanni zijn een tweeling.

Hanni y Nanni son gemelas.

De tweeling ziet er precies hetzelfde uit.

- Las gemelas se ven exactamente iguales.
- Los gemelos se ven exactamente iguales.

Tom en John zijn een identieke tweeling.

Tom y John son gemelos idénticos.

Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.

Tom no podía distinguir a los gemelos.

De Aarde en de Maan zijn eigenlijk een soort identieke tweeling.

La Tierra y la Luna son, en realidad, como gemelas.

De tweeling is zo gelijkend dat het bijna onmogelijk is de ene van de andere te onderscheiden.

Los gemelos son tan parecidos que es casi imposible distinguir al uno del otro.