Translation of "Waarheid" in Russian

- Spreek de waarheid.
- Vertel de waarheid.

- Скажи правду.
- Скажите правду.
- Говори правду.
- Говорите правду.

De waarheid?

Правда?

Zweert u de waarheid te zeggen, de hele waarheid, niets dan de waarheid?

Вы клянётесь говорить правду, только правду и ничего, кроме правды?

- Zeg Tom de waarheid.
- Vertel Tom de waarheid.

- Скажи Тому правду.
- Скажите Тому правду.

- Zeg steeds de waarheid.
- Zeg altijd de waarheid.

- Всегда говори правду.
- Всегда говорите правду.

- Echt?
- De waarheid?

Правда?

De waarheid overwint.

- Правда важнее.
- Правда преобладает.

Waarheid baart haat.

Истина рождает ненависть.

Spreek de waarheid.

- Скажи правду.
- Говори правду.

- Heb je de waarheid verteld?
- Vertelde je de waarheid?

- Ты говорил правду?
- Ты сказал правду?

- Hij heeft de waarheid verteld.
- Hij vertelde de waarheid.

Он сказал правду.

- Ik zeg u de waarheid.
- Ik zeg je de waarheid.

Я говорю тебе правду.

- Ik wist de waarheid al.
- Ik kende de waarheid al.

Я уже знал правду.

- In wijn zit waarheid.
- Een dronken man spreekt de waarheid.

Истина в вине.

Ik ontdekte de waarheid.

Я узнал правду.

Doet de waarheid ertoe?

Имеет ли правда значение?

Hij kent de waarheid.

Он знает правду.

De waarheid doet pijn.

Правда ранит.

Vertel me de waarheid.

- Скажите мне правду.
- Скажи мне правду.
- Скажите мне правду!

In wijn zit waarheid.

Что у трезвого на уме, то у пьяного на языке.

Ik ken de waarheid.

Я знаю правду.

Vertel je de waarheid?

Вы говорите правду?

Melanie kent de waarheid.

Мелани знает правду.

Wie vertelt de waarheid?

Кто говорит правду?

Vertelt Tom de waarheid?

- Том говорит правду?
- Том правду говорит?

Vertel ze de waarheid.

- Скажи им правду.
- Скажите им правду.

Vertel Tom de waarheid.

- Скажи Тому правду.
- Скажите Тому правду.

Vertel haar de waarheid.

- Скажи ей правду.
- Скажите ей правду.

Emily vertelde de waarheid.

Эмили сказала правду.

Hij vertelde de waarheid.

Он сказал правду.

Zeg altijd de waarheid.

Всегда говори правду.

- Vertelde je de waarheid?
- Was je de waarheid aan het vertellen?

- Ты говорил правду?
- Вы говорили правду?

- Hij kan de waarheid niet kennen.
- Hij kan de waarheid niet weten.

Он не может знать правду.

- Heeft hij je de waarheid gezegd?
- Heeft hij u de waarheid gezegd?

- Он сказал Вам правду?
- Он сказал тебе правду?
- Он сказал вам правду?

Het moment van de waarheid.

Момент истины!

Er is een simpele waarheid:

Всё ясно как Божий день:

Moeten we de waarheid weten.

это рассказать нам всю правду.

Je moet de waarheid zeggen.

Ты должен говорить правду.

Lieg niet. Zeg de waarheid.

- Не лги! Скажи правду!
- Не ври! Говори правду!
- Не ври! Скажи правду!
- Не врите. Говорите правду.
- Не врите. Скажите правду.

Hij vertelde me de waarheid.

Он сказал мне правду.

Alleen de waarheid is schoon.

Одна лишь правда красива.

Ik wil de waarheid weten.

Я хочу знать правду.

Ik wil de waarheid horen.

- Я хочу слышать правду.
- Я хочу услышать правду.

Waarheid is niet altijd welkom!

- Правда не всегда приветствуется!
- Правда не всегда приветствуется.

Ik ken de waarheid niet.

Я не знаю правды.

Hij wil de waarheid weten.

Он хочет знать правду.

Uiteindelijk ontdekte hij de waarheid.

Наконец он узнал правду.

Tom zal de waarheid spreken.

Том скажет правду.

Heb je de waarheid verteld?

- Вы сказали правду?
- Ты сказал правду?

Jij kent de waarheid niet.

Ты не знаешь правды.

Is dat de waarheid, Tom?

Это правда, Том?

Ik zeg hem de waarheid.

Я скажу ему правду.

Weten jullie de waarheid niet?

- Ты не знаешь правды?
- Ты не знаешь правду?
- Вы не знаете правды?
- Вы не знаете правду?

Ik zeg je de waarheid.

- Я говорю тебе правду.
- Я тебе правду говорю.

Dat is de zuivere waarheid.

Это чистая правда.

- Morgen moet ik haar de waarheid zeggen.
- Morgen moet ik hem de waarheid vertellen.

Завтра я должен сказать ему правду.

- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had hem de waarheid moeten zeggen.

Тебе стоило сказать ему правду.

- Het lijkt alsof hij de waarheid geweten heeft.
- Hij leek de waarheid te kennen.

Он, кажется, знал правду.

Zo kom je achter de waarheid.

Именно так возможно постичь истину.