Translation of "Kerstmis" in Polish

0.008 sec.

Examples of using "Kerstmis" in a sentence and their polish translations:

- Kerstmis nadert.
- Kerstmis komt eraan.

Zbliża się Boże Narodzenie.

Kerstmis naderde.

Boże Narodzenie się zbliżało.

Het is Kerstmis.

Jest Boże Narodzenie.

- Wat wil je voor Kerstmis?
- Wat wilt u voor Kerstmis?
- Wat willen jullie voor Kerstmis?

Co chceš k Vánocům?

Morgen is het Kerstmis.

Jutro jest Boże Narodzenie.

Waarom wachten op Kerstmis?

Dlaczego czekać na Święta?

Kerstmis is op vijfentwintig december.

Boże Narodzenie jest 25go grudnia.

Onze familie viert geen Kerstmis.

Nasza rodzina nie obchodzi Bożego Narodzenia.

Kerstmis is een bijzondere feestdag.

Boże Narodzenie to szczególne święto.

Ik kijk uit naar Kerstmis.

Czekam na Święta.

- Zeg me wat je wilt voor Kerstmis.
- Zeg me wat u wilt voor Kerstmis.
- Zeg me wat jullie willen voor Kerstmis.

Powiedz mi, co chcesz na Gwiazdkę.

- Ik zou graag Kerstmis met je doorbrengen.
- Ik zou graag Kerstmis met u doorbrengen.
- Ik zou graag Kerstmis met jullie doorbrengen.

Bardzo chciałbym spędzić z tobą święta.

Kerstmis viel dat jaar op zaterdag.

W tym roku Boże Narodzenie wypada w sobotę.

Mijn dochter kijkt uit naar Kerstmis.

Moja córka nie może się doczekać świąt Bożego Narodzenia.

- Tom kocht een nieuwe gitaar voor Kerstmis.
- Tom heeft een nieuwe gitaar voor Kerstmis gekocht.

Tom kupił sobie pod choinkę nową gitarę.

- Heb je iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Hebt u iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Hebben jullie iets voor haar gekocht voor Kerstmis?

Kupiłeś jej coś na gwiazdkę?

Tom denkt altijd aan ons met Kerstmis.

Tom zawsze pamięta o nas na Święta.

- Het is bijna kerst.
- Kerstmis komt eraan.

Święta wkrótce.

Ik wil dat Tom hier met Kerstmis is.

Chcę, żeby Tom był tu na Święta.

Het is een gewoonte om Kerstmis te vieren.

Świętowanie Bożego Narodzenia jest zwyczajem.

Hebt u al besloten waar u Kerstmis gaat doorbrengen?

Czy pan już się zdecydował, gdzie spędzi święto Bożego Narodzenia?

- Wie houdt er niet van Kerstmis?
- Wie houdt er niet van kerst?

Kto nie lubi Świąt?

Tom was van plan om de dag na Kerstmis naar Boston te gaan.

Tom planował jechać do Bostonu dzień po świętach.

Ik gebruikte de lepel die Tom me vorige Kerstmis gaf om de pudding op te dienen.

- Użyłem łyżki, którą Tom dał mi w ostatnie święta, do podania puddingu.
- Użyłam łyżki, którą Tom dał mi w ostatnie święta, do podania puddingu.