Translation of "Openen" in German

0.009 sec.

Examples of using "Openen" in a sentence and their german translations:

- Kun je het openen?
- Kunnen jullie het openen?
- Kunt u het openen?

- Kannst du es aufmachen?
- Können Sie es öffnen?
- Kannst du das öffnen?
- Können Sie das öffnen?
- Könnt ihr das öffnen?

Kunnen jullie het openen?

Könnt ihr das öffnen?

Kun je het openen?

Kannst du es aufmachen?

Laten we het openen.

Machen wir es auf.

Kunt u het openen?

Können Sie es öffnen?

Kun je het autoraam openen?

Könntest du das Autofenster aufmachen?

Banken openen om negen uur.

- Banken öffnen um 9 Uhr.
- Die Banken öffnen um neun Uhr.

Kunt u het venster openen?

Können Sie das Fenster öffnen?

Mag ik een blikje openen?

- Darf ich eine Dose öffnen?
- Darf ich eine Dose aufmachen?

Ik zou graag een rekening openen.

- Ich würde gern ein Konto eröffnen.
- Ich möchte gern ein Konto eröffnen.

Tom kon de deur niet openen.

Tom konnte die Tür nicht öffnen.

Gelieve het venster niet te openen.

- Bitte öffnen Sie das Fenster nicht.
- Bitte mach das Fenster nicht auf.

Ik wil het venster niet openen.

- Ich will nicht das Fenster öffnen.
- Ich will das Fenster nicht öffnen.

Ze vroeg mij het venster te openen.

Sie bat mich, das Fenster zu öffnen.

Ik vroeg Tom het raam te openen.

Ich bat Tom das Fenster zu öffnen.

- Wil jij jouw eigen restaurant openen?
- Wil je je eigen restaurant openen?
- Wilt u uw eigen restaurant beginnen?

- Willst du ein eigenes Restaurant eröffnen?
- Willst du ein eigenes Restaurant aufmachen?
- Möchtest du ein eigenes Restaurant eröffnen?

Tom heeft problemen met het openen van flessen.

Tom hat Schwierigkeiten damit, Flaschen zu öffnen.

Ik heb niets om het blik te openen.

Ich hab nichts, um die Dose zu öffnen.

Ik dacht dat de sleutel alles kon openen.

Ich dachte, der Schlüssel öffnet alles.

We zullen de deur niet zonder sleutel kunnen openen.

Wir werden die Tür nicht ohne einen Schlüssel öffnen können.

De jonge apotheker besloot om een apotheek te openen.

Der junge Apotheker beschloss, eine Apotheke zu gründen.

- Doe het raam open, alstublieft.
- Kun je het venster openen?

- Öffnen Sie bitte das Fenster.
- Mach bitte das Fenster auf!

Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?

Ich kann die Tür nicht öffnen. Hast du den Schlüssel?

- Kun je het raam opendoen?
- Kun je het venster openen?

Kannst du das Fenster öffnen?

Door op deze knop te drukken zal het raam automatisch openen.

- Wenn man diesen Schalter drückt, öffnet sich der Vorhang automatisch.
- Wenn man diesen Schalter betätigt, geht der Vorhang automatisch auf.

We kunnen de vergadering niet openen voordat we het quorum bereikt hebben.

Wir können das Treffen nicht beginnen bis wir ein Quorum haben.

Wat zou er gebeuren als men de doos van Pandora zou openen?

Was geschähe, wenn man die Dose der Pandora öffnen würde?

Ik moest de brief niet openen. Ik wist heel precies wat erin stond.

Ich musste den Brief nicht öffnen. Ich wusste genau, was darin stand.

Wees voorzichtig bij het openen van het pakje, om het snoepbeertje niet te beschadigen.

Öffne die Verpackung vorsichtig, um das Gummibärchen nicht zu beschädigen.

- Ik opende.
- Ik maakte open.
- Ik was aan het openen.
- Ik was open aan het maken.

Ich öffnete.

Door mijn mond te openen op het verkeerde moment bracht ik voortdurend mijzelf en mijn vrienden in verlegenheid.

Indem ich zur falschen Zeit den Mund aufmache, bringe ich mich und meine Freunde immer in Bedrängnis.

- Kan je de deur voor mij openen?
- Kan je de deur voor mij opendoen?
- Kun je voor mij de deur opendoen?

- Kannst du mir die Türe öffnen?
- Kannst du mir die Türe aufmachen?
- Können Sie mir die Türe aufmachen?
- Können Sie mir die Türe öffnen?

- Kan je de deur voor mij openen?
- Kan je de deur voor mij opendoen?
- Kun je voor mij de deur opendoen?
- Kan je me naar buiten laten?

- Kannst du mir die Türe öffnen?
- Kannst du mir die Türe aufmachen?
- Können Sie mir die Türe aufmachen?
- Können Sie mir die Türe öffnen?

- Kan je de deur voor mij openen?
- Kan je de deur voor mij opendoen?
- Kun je voor mij de deur opendoen?
- Kan je me naar buiten laten?
- Kun je me binnenlaten?

- Kannst du mir die Türe öffnen?
- Kannst du mir die Türe aufmachen?