Translation of "Winnen" in French

0.016 sec.

Examples of using "Winnen" in a sentence and their french translations:

- We zullen winnen.
- We winnen wel.

- Nous l'emporterons.
- Nous gagnerons.

- Tom zal winnen.
- Tom gaat winnen.

Tom va gagner.

- U zult winnen.
- Jullie zullen winnen.

Vous gagnerez.

- Wil je winnen?
- Willen jullie winnen?

Voulez-vous gagner?

Jullie winnen!

Vous gagnez!

- Welk team zal winnen?
- Welke ploeg zal winnen?

Quelle équipe va gagner ?

Ik wil winnen.

Je veux gagner.

Ik zal winnen.

Je gagnerai.

Je zult winnen.

Tu gagneras.

Hij zal winnen.

Il gagnera.

Zij zal winnen.

Elle gagnera.

Maria zal winnen.

Marie gagnera.

Ze zullen winnen.

- Ils gagneront.
- Elles gagneront.

Willen jullie winnen?

Voulez-vous gagner?

We winnen wel.

- Nous l'emporterons.
- Nous gagnerons.

Ik kan winnen.

Je peux gagner.

Wie zal winnen?

Qui va gagner ?

- Jij bent aan het winnen.
- U bent aan het winnen.

Vous gagnez.

- U hoopte te winnen, nietwaar?
- Jullie hoopten te winnen, nietwaar?

Vous espériez gagner, n'est-ce pas ?

Bill gaat winnen, nietwaar?

Bill va gagner, n'est-ce pas ?

Welk team zal winnen?

Quelle équipe va gagner ?

Wil je echt winnen?

- Veux-tu vraiment gagner ?
- Voulez-vous vraiment gagner ?

Wie gaan er winnen?

Qui va gagner ?

Ik wil gewoon winnen.

Je veux juste gagner.

We willen echt winnen.

Nous voulons vraiment gagner.

Tom kan niet winnen.

Tom ne peux pas gagner.

- Ons team is aan het winnen.
- Onze ploeg is aan het winnen.

- Notre équipe l'emporte.
- Notre équipe gagne.

Je kunt winnen of niet.

- Tu peux gagner ou pas.
- Vous pouvez gagner ou pas.

Welk team zal waarschijnlijk winnen?

Quelle équipe est-elle susceptible de gagner ?

Je kunt niet altijd winnen.

On ne peut pas toujours gagner.

We zijn aan het winnen.

Nous sommes en train de gagner.

Wie zouden er moeten winnen?

Qui devrait gagner?

We kunnen deze oorlog winnen.

Nous pouvons gagner cette guerre.

Ik ben aan het winnen.

Je gagne.

Jij bent aan het winnen.

Tu gagnes.

- Ik weet zeker dat we zullen winnen.
- Ik ben zeker dat we gaan winnen.

Je suis sûr que nous allons gagner.

Onze ploeg is aan het winnen.

- Notre équipe est en train de gagner.
- Notre équipe est en train de l'emporter.

Welk team zal de wedstrijd winnen?

Quelle équipe gagnera la partie ?

Hij voorspelde dat ze zou winnen.

- Il a prédit qu'elle gagnerait.
- Il a prédit qu'elle l'emporterait.

Ik denk dat Tom zal winnen.

Je pense que Tom gagnera.

Ik hou ervan om te winnen.

J'adore gagner.

Iedereen hoopte dat zij zou winnen.

Chacun espérait qu'elle gagnât.

Ik ben van plan te winnen.

- Je prévois de gagner.
- Je prévois de l'emporter.

Niet winnen is belangrijk, maar deelnemen.

Le plus important n'est pas de gagner mais de participer.

Tom weet dat hij kan winnen.

Tom sait qu'il peut gagner.

- Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
- Hebt gij gezegd dat ik nooit kon winnen?
- Hebt u gezegd dat ik nooit kon winnen?

As-tu dit que je ne pourrais jamais gagner ?

- Hij maakt veel kans om te winnen.
- Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.

Il y a de grandes chances qu'il gagne.

Door de burgerbevolking voor zich te winnen .

progresser.

Ik ben zeker dat hij zal winnen.

- Je suis sûr de sa victoire.
- Je suis certain qu'il gagnera.

- Tom is aan het winnen.
- Tom wint.

Tom gagne.

- U wint.
- U bent aan het winnen.

Vous gagnez.

- Jij wint.
- Jij bent aan het winnen.

Tu gagnes.

Laat mij ook eens een keertje winnen.

Laisse-moi gagner pour une fois.

- Je won.
- Je was aan het winnen.

Tu gagnais.

- Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
- Hebt gij gezegd dat ik nooit kon winnen?

As-tu dit que je ne pourrais jamais gagner ?

Ze vertrouwen en trouw kunnen winnen bij gebruikers.

elles peuvent bâtir la confiance et la loyauté de leurs clients.

Niet winnen, deze keer hebben ze ons betrapt!

pas gagner celui-ci, ils nous ont attrapés cette fois!

Het vaderland of de dood - Wij zullen winnen.

La patrie ou la mort, nous vaincrons.

Hij zal waarschijnlijk winnen bij de volgende verkiezingen.

Il va probablement remporter les prochaines élections.

Ik weet zeker dat ons team zal winnen.

- Je suis sûr que notre équipe va gagner.
- Je suis sure que notre équipé gagnera.

Denk je dat Tom en Mary gaan winnen?

Tu penses que Tom et Mary vont gagner?

Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?

As-tu dit que je ne pourrais jamais gagner ?

Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.

Elle se vantait d'avoir gagné le premier prix.

Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.

Il y a de grandes chances qu'il gagne.

Hij heeft alles uitgeprobeerd om deze prijs te winnen.

Il a tout essayé pour gagner ce prix.

- Ik hou ervan om te winnen.
- Ik win graag.

- J'adore gagner.
- J'adore l'emporter.
- J'adore avoir le dessus.

Je hebt weinig te winnen en veel te verliezen.

- Vous avez peu à gagner et beaucoup à perdre.
- Tu as peu à gagner et beaucoup à perdre.

Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen.

On dirait qu'il va gagner le premier prix.

Waarom probeer je niet je geld terug te winnen?

Pourquoi n'essaies-tu pas de récupérer ton argent ?