Translation of "Kochten" in French

Tom en Maria kochten elkaar kerstcadeaus.

Tom et Marie se sont acheté des cadeaux de Noël l'un à l'autre.

- Wij kochten brood.
- Wij hebben brood gekocht.

- Nous achetions du pain.
- Nous avons acheté du pain.

- Je kocht een papegaai.
- Jullie kochten een papegaai.

- Vous avez acheté un perroquet.
- Tu as acheté un perroquet.

Tom en Maria kochten hun kleinzoon een fiets voor Kerstmis.

Tom et Marie ont acheté un vélo à leur petit-fils pour Noël.

Tom en Maria kochten hun kleindochter een fiets voor Kerstmis.

Tom et Marie ont acheté un vélo à leur petite-fille pour Noël.

- Je hebt brood gekocht.
- U heeft brood gekocht.
- Jullie hebben brood gekocht.
- U kocht brood.
- Jij kocht brood.
- Jullie kochten brood.

- Tu as acheté du pain.
- Vous avez acheté du pain.

- Tom en Maria kochten John een fiets voor de kerst.
- Tom en Maria hebben John een fiets gekocht voor de kerst.

Tom et Marie ont acheté un vélo à John pour Noël.