Translation of "Kleren" in French

0.640 sec.

Examples of using "Kleren" in a sentence and their french translations:

Mooie kleren!

Belles fringues !

- Waar zijn je kleren?
- Waar zijn uw kleren?

Où sont tes vêtements ?

Draag warme kleren.

Portez des vêtements chauds.

- Ik heb mijn kleren gedroogzwierd.
- Ik heb mijn kleren uitgewrongen.

J’essorais mes vêtements.

- Hang alsjeblieft je kleren hier.
- Hang alstublieft uw kleren hier.

- Veuillez accrocher vos vêtements ici.
- Accroche tes vêtements ici, s'il te plaît.

Kleren maken de man.

L'habit fait l'homme.

Tom streek zijn kleren.

Tom a repassé ses vêtements.

Zijn kleren stinken altijd.

Ses vêtements puent toujours.

Mijn kleren zijn er.

Mes vêtements sont là-bas.

Ze heeft veel kleren.

Elle a beaucoup de vêtements.

Laat uw kleren drogen.

Va faire sécher les vêtements.

Je kleren zijn ouderwets.

Tes habits sont surannés.

- Waarom draag je geen kleren?
- Waarom heb je geen kleren aan?

- Pourquoi ne portez-vous pas de vêtements ?
- Pourquoi est-ce que tu ne portes pas de vêtements ?

Doe uw natte kleren uit.

Enlevez vos vêtements mouillés.

Hij draagt altijd donkere kleren.

Il porte toujours des vêtements sombres.

Er liggen kleren achter mij.

Des vêtements se trouvent derrière moi.

Ik heb mijn kleren gedroogzwierd.

- J’essorais mes vêtements.
- J’ai essoré mes vêtements.

Kleren wassen is mijn taak.

Faire la lessive est mon travail.

- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.

Ses habits sentent toujours mauvais.

- Maria geeft veel geld uit voor kleren.
- Maria besteedt veel geld aan kleren.

Maria dépense beaucoup d'argent en vêtements.

Dat is porno met kleren aan.

C'est du porno avec des vêtements.

Mijn moeder heeft nieuwe kleren gemaakt.

- Maman a confectionné un nouveau vêtement.
- Ma mère a confectionné de nouveaux vêtements.

Ik sliep met mijn kleren aan.

- J'ai dormi avec mes vêtements.
- J'ai dormi avec mes vêtements sur moi.

Ze wou de vuile kleren wassen.

Elle voulait laver les vêtements sales.

Ik heb mijn kleren laten naaien.

- Je faisais coudre mes vêtements.
- J’ai fait coudre mes vêtements.

Toms moeder koopt nog zijn kleren.

La mère de Tom lui achète encore ses vêtements.

Doe het kind deze kleren aan.

Mets ces vêtements à cet enfant.

- In de koffer was niets op vuile kleren na.
- In de koffer zaten alleen vuile kleren.

La valise ne contenait rien d'autre que des vêtements sales.

Mary begon haar kleren uit te trekken.

Marie commença à se déshabiller.

- Kleed je uit.
- Trek je kleren uit.

- Défais-toi !
- Défaites-vous !
- Retire tes vêtements !
- Retirez vos vêtements !
- Ôte tes vêtements !
- Ôtez vos vêtements !
- Déshabille-toi.

Ik draag mijn badpak onder mijn kleren.

Je porte mon maillot de bain sous mes vêtements.

- Kleed je uit!
- Trek je kleren uit.

- Retire tes vêtements !
- Retirez vos vêtements !
- Ôte tes vêtements !
- Ôtez vos vêtements !

Mijn kleren waren vuil van de olie.

Mes habits étaient souillés d'huile.

Wat spook je in Sami's kleren uit?

Que fais-tu dans les vêtements de Sami ?

Ik was de kleren met de hand.

Je lave les vêtements à la main.

Deze kleren zijn te groot voor u.

Ces vêtements sont trop grands pour vous.

- Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.
- "Ik heb echt nieuwe kleren nodig" dacht Dima.

« J'ai vraiment besoin de nouveaux vêtements », pensa Dima.

- Doe alsjeblieft al je kleren uit, behalve je ondergoed.
- Doe alstublieft al uw kleren uit, behalve uw ondergoed.

- Veuillez retirer tous vos vêtements, à l'exception de vos sous-vêtements.
- Retire tous tes vêtements sauf tes sous-vêtements, s'il te plaît.

Je ziet er goed uit in die kleren.

Tu as belle allure dans ces vêtements.

Hij laat zijn kleren schoonmaken in de stomerij.

Il fait laver ses vestes à la teinturerie.

Deze kleren zijn van 100 procent wol gemaakt.

Ces tissus sont constitués à 100% de laine.

Ik heb mijn kleren in de wasdroger gestoken.

- J'ai mis mes vêtements dans la sécheuse.
- J'ai mis mes vêtements dans le sèche-linge.

- Doe alsjeblieft al je kleren uit vanaf je middel.
- Gelieve al uw kleren uit te trekken vanaf uw middel.

- Veuillez retirer tous vos vêtements à partir de la taille.
- Retire tous tes vêtements à partir de la taille, s'il te plaît.

- Ik schaamde me om in oude kleren uit te gaan.
- Ik was beschaamd om in oude kleren uit te gaan.

J'avais honte de sortir avec de vieilles fringues.

Doe wat kleren aan, anders wordt je nog verkouden.

Habille-toi vite, tu vas prendre froid.

Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.

« J'ai vraiment besoin de nouveaux vêtements », pensa Dima.

Niemand zal weten waar je je kleren hebt gekocht.

Personne ne saura où tu as acheté tes vêtements.

In de koffer was niets op vuile kleren na.

La valise ne contenait rien d'autre que des vêtements sales.

- Maria heeft de kleren van haar vriendje in het vuur gegooid.
- Maria gooide de kleren van haar vriendje in het vuur.

- Marie a jeté les vêtements de son petit ami dans le feu.
- Marie jeta les vêtements de son petit ami dans le feu.

- Doe alsjeblieft al je kleren uit vanaf je middel.
- Gelieve al uw kleren uit te doen vanaf de taille naar beneden.

- Veuillez enlever tous vos vêtements de la taille aux pieds.
- Enlève tous tes vêtements de la taille aux pieds, s'il te plaît.

Als mijn moeder zegt dat ik mijn kleren moet opruimen,

Vous savez, quand ma mère me demande de ranger mon linge,

Schapenwol wordt al eeuwen gebruikt om warme kleren te maken.

On utilise la laine de mouton pour se vêtir depuis des siècles,

Tom trok zijn kleren uit en deed de pyjama aan.

Tom se déshabilla et mit le pyjama.

- Deze kleding staat je goed.
- Deze kleren staan u goed.

Ces habits te vont bien.

Maria gooide de kleren van haar vriendje in het vuur.

Marie jeta les vêtements de son petit ami dans le feu.

Ze geeft het grootste deel van haar geld uit aan kleren.

Elle dépense la plus grande partie de son argent pour les vêtements.

Om te leven heeft men eten, kleren en een thuis nodig.

Pour vivre on a besoin de nourriture, de vêtements et d'un toit.

Als we onze kerstboom versieren, blijft klatergoud aan onze kleren hangen.

Lorsque nous décorons notre arbre de Noël, des guirlandes restent toujours collées à nos vêtements.

- Doe het kind dit kledingstuk aan.
- Doe het kind deze kleren aan.

Mets ces vêtements à cet enfant.

Als je met zulke kleren naar bed gaat, vat je nog kou.

Tu vas attraper froid, à dormir comme ça.

- Ze deden hun kleren aan.
- Ze kleedden zich aan.
- Ze hebben zich aangekleed.

- Ils se sont habillés.
- Elles se sont habillées.
- Ils mirent leurs vêtements.

Als je met zo weinig kleren naar buiten gaat, vat je nog kou.

- Tu vas attraper froid à sortir si peu couvert.
- Tu vas attraper froid à sortir si peu couverte.

"Je kleren worden nog vies." "Geeft niet. Ze waren toch al niet echt schoon."

« Tu vas salir tes habits. » « Ne t'en fais pas. Ils n'étaient pas très propres à l'origine. »

Om te leven hebben we eten nodig, kleren, en een dak boven ons hoofd.

On a besoin, pour vivre, de nourriture, de vêtements et d'un toit.

Meteen als ik klaar ben met werken, moet ik mijn kleren uit de wasserij halen.

Dès que je quitte le travail, je dois aller chercher mes vêtements à la blanchisserie.