Translation of "Vestido" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Vestido" in a sentence and their dutch translations:

Lindo vestido.

Wat een mooi kleed!

¿Cuánto vale este vestido?

Hoeveel kost deze jurk?

Estoy planchando mi vestido.

Ik strijk mijn jurk.

¿Qué vestido te gusta?

Welk kleed ziet ge graag?

Ese vestido es barato.

Deze jurk is goedkoop.

El vestido es verde.

De jurk is groen.

Ella lava su vestido.

Ze wast haar kleed.

- Ella se puso un vestido blanco.
- Llevaba puesto un vestido blanco.

Ze droeg een wit kleed.

- Escojan un vestido que les guste.
- Escoge un vestido que te guste.

- Kies een jurk die je bevalt.
- Kies een jurk die jullie bevalt.

Tu vestido es muy bonito.

Je jurk is heel tof.

Hiromi lleva un vestido nuevo.

Hiromi draagt een nieuwe jurk.

Llevaba puesto un vestido feo.

- Ze droeg een lelijk kleed.
- Ze had een lelijk kleed aan.
- Zij droeg een lelijke jurk.

Yo sola hice ese vestido.

Ik heb dit kledingstuk zelf gemaakt.

Ella está cosiendo un vestido.

Ze is een jurk aan het naaien.

Este vestido es muy barato.

Deze jurk is erg goedkoop.

Su vestido es muy hermoso.

- Uw kleed is heel mooi.
- Uw jurk is heel mooi.
- Haar jurk is erg mooi.

Este vestido te queda bien.

Deze jurk staat je goed.

¿Me puedo probar este vestido?

Mag ik deze jurk passen?

Mi vestido nuevo es rojo.

Mijn nieuwe jurk is rood.

Mi vestido viejo es azul.

Mijn oude jurk is blauw.

Ese vestido te sienta bien.

Die jurk staat u goed.

Ella llevaba un hermoso vestido.

Ze droeg een prachtige jurk.

Me gusta este vestido azul.

Ik vind deze blauwe jurk leuk.

Compra el vestido que quieras.

Koop de jurk die je wilt.

Mary llevaba un vestido naranja.

Maria droeg een oranje jurk.

Ella llevaba un vestido rojo.

Ze droeg een rood kleed.

Ella llevaba un bonito vestido.

Ze droeg een mooie jurk.

Me gustaría probarme este vestido.

- Ik zou dit kleed willen passen.
- Ik zou deze jurk willen passen.

Ella se puso un vestido blanco.

Ze droeg een wit kleed.

Escojan un vestido que les guste.

- Kies een jurk die je bevalt.
- Kies een jurk die jullie bevalt.

Escoge un vestido que te guste.

Kies een jurk die je bevalt.

Ella llevaba un vestido de seda.

Ze droeg een zijden jurk.

Mi vestido ya no me queda.

- Mijn kleed past niet meer.
- Mijn jurk past niet meer.

¿Por qué no llevas un vestido?

- Waarom draag je geen jurk?
- Waarom draagt u geen jurk?
- Waarom dragen jullie geen jurk?

Compré este vestido a bajo precio.

Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.

¿Cuánto has pagado por el vestido?

Hoeveel hebt ge voor het kleed betaald?

El vestido de Carol es largo.

Carols jurk is lang.

- Ella se veía muy bella en su vestido nuevo.
- Estaba muy guapa con su vestido nuevo.

Ze zag er heel mooi uit in haar nieuwe jurk.

¿Quién es la chica del vestido rosa?

Wie is het meisje in de roze jurk?

Ese vestido combina con su cabello pelirrojo.

Die jurk past mooi bij haar rode haren.

Mi madre me compró un vestido nuevo.

Mijn moeder heeft een nieuwe jurk voor me gekocht.

Tiene muchas ganas de un vestido nuevo.

Ze wou erg graag een nieuwe jurk.

Mi abuela me hizo un nuevo vestido.

Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.

No puedo decidir qué vestido debería comprar.

Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.

Mi vestido azul apareció manchado de sangre.

Mijn blauwe jurk was bevlekt met bloed.

La niña lleva puesto un vestido blanco.

- Het kind draagt een witte jurk.
- Het kind heeft een wit jurkje aan.
- Het kind draagt een wit jurkje.

Ella estaba contenta con su nuevo vestido.

Ze was blij met haar nieuwe jurk.

Mary lleva puesto un vestido de plástico.

Mary draagt een plastic jurk.

Este vestido es demasiado grande para mí.

Deze jurk is te groot voor mij.

- Ella volvió a su viejo vestido en una falda.
- Ella transformó su viejo vestido en una falda.

Ze maakte een rok van haar oude jurk.

- Apenas pudo contener la risa cuando vio el vestido.
- No pudo reprimir su risa cuando observó el vestido.

- Ze kon zich moeilijk inhouden van lachen toen ze de jurk zag.
- Ze kon haar lach niet bedwingen toen ze het kleed zag.

Su novia llevaba un vestido de verano rojo.

- Zijn vriendin droeg een rood zomerkleed.
- Zijn vriendin droeg een rode zomerjurk.

Sus zapatos azules van bien con este vestido.

Haar blauwe schoenen passen goed bij deze jurk.

El vestido está hecho de una tela fina.

Het kleed bestaat uit een dunne stof.

Mi colega es un lobo vestido de oveja.

Mijn medewerker is een wolf in schapenvacht.

Este vestido es más barato que el tuyo.

Deze jurk is goedkoper dan die van jou.

Quiero hablar con usted cuando se haya vestido.

- Ik wil u spreken zodra u aangekleed bent.
- Ik wil je spreken zodra je aangekleed bent.

Ella volvió a su viejo vestido en una falda.

Ze maakte een rok van haar oude jurk.

Ella se veía muy bella en su vestido nuevo.

Ze zag er heel mooi uit in haar nieuwe jurk.