Translation of "Ver" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Ver" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Puedes ver?
- ¿Podéis ver?

- Kan je zien?
- Kunt u zien?
- Kunnen jullie zien?

- Déjame ver.
- Déjeme ver.

- Laat zien.
- Laat me even kijken.
- Laat me eens zien.

- ¡No puedo ver!
- No puedo ver.

Ik kan niet zien.

- Ver para creer.
- Ver es creer.

Eerst zien, dan geloven.

- A ver...
- Veamos...
- Vamos a ver...

- Laten we eens kijken...
- Eens kijken...

- Déjame ver eso.
- A ver eso.

- Laat me dat eens zien.
- Laat me dat zien.

- ¿Puede ver esto?
- ¿Puedes ver esto?

- Kunt u dit zien?
- Kun je dit zien?

A ver...

Eens kijken.

Déjame ver.

Laat me even kijken.

Hazte ver.

Val op.

Deseo ver.

Ik wil zien.

¿Querés ver?

- Wil je het zien?
- Wil je zien?

- ¡No puedo ver!
- ¡No puedo ver nada!

Ik kan niets zien.

- No pude ver nada.
- No podía ver nada.

Ik kon niets zien.

- A ver su lengua.
- A ver tu lengua.

- Laat me je tong zien.
- Laat me uw tong zien.

- Me gustaría ver la tele.
- Quisiera ver televisión.

Ik zou graag tv kijken.

- ¿Podéis ver a Tom?
- ¿Puedes ver a Tom?

Kan u Tom zien?

- ¡Ven a ver eso!
- ¡Vengan a ver eso!

Kom dat zien!

- Me gusta ver la tele.
- Me gusta ver televisión.
- Me gusta ver la televisión.

Ik hou van tv-kijken.

¿Puedes ver lejos?

Kan je ver kijken?

No puedo ver.

Ik kan niet zien.

Quisiera ver televisión.

Ik zou graag tv kijken.

¡No puedo ver!

- Ik kan niets zien.
- Ik kan niet zien.

Puedes ver televisión.

- Je kan tv kijken.
- U kunt tv kijken.
- Jullie kunnen tv kijken

¿Puedo ver éste?

Mag ik deze zien?

Ver para creer.

Eerst zien, dan geloven.

- Quiero ver esta película.
- Me gustaría ver esta película.

Ik wil deze film zien.

- Es divertido ver la televisión.
- Ver la tele es divertido.

Tv-kijken is leuk.

- Me gustaría ver esta película.
- Me encantaría ver la película.

Ik wil deze film graag zien.

- Vemos lo que queremos ver.
- Vemos lo que esperamos ver.

We zien wat we verwachten te zien.

A ver su herida.

- Laat me alsjeblieft het litteken zien.
- Laat me alstublieft het litteken zien.

- Déjame verlo.
- A ver.

Laat me het zien.

- ¡Muéstrate!
- Asómate.
- Déjate ver.

Toon jezelf!

¿Lo quieres ver ahora?

- Wilt ge het nu zien?
- Wil je het nu zien?

Queremos ver a Tom.

We willen Tom zien.

¿Quieres ver tu pieza?

- Wilt u uw kamer zien?
- Wil je je kamer zien?

Me gusta ver películas.

Ik kijk graag naar films.

Quiero ver la película.

Ik wil de film zien.

No puedo ver nada.

Ik kan niets zien.

Quiero ver la habitación.

Ik wil de kamer zien.

¿Podría ver el menú?

Kan ik het menu zien?

¿Puedo ver su pasaporte?

Mag ik uw paspoort even zien?

Quiero ver esta película.

- Ik wil deze film zien.
- Ik wil die film zien.

Quiero ver una película.

Ik wil een filmpje pakken.

No lo quiero ver.

Ik wil hem niet zien.

No la quiero ver.

Ik wil haar niet zien.

¡No puedo ver nada!

Ik kan niets zien.

Puedo ver la luz.

Ik kan het licht zien.

Quiero ver al gerente.

Ik wil de directeur zien.

Queremos ver estas películas.

We willen deze films kijken.

Quiero ver esa película.

Ik wil die film zien.

- No puedo ver sin mis lentes.
- No puedo ver sin mis anteojos.

Ik kan niet zien zonder mijn bril.

- Tendrás que esperar y ver.
- Tendrás que esperar a ver qué pasa.

Je zal moeten afwachten.

- Sólo podíamos ver la niebla.
- No pudimos ver nada más que niebla.

- We konden niets zien dan mist.
- Wij hebben niets anders dan mist gezien.
- We konden niets zien, behalve mist.

- Esto no tiene nada que ver contigo.
- No tiene nada que ver contigo.
- Eso no tiene nada que ver contigo.

- Dit heeft met jou niets te maken.
- Dit heeft niets met jou te maken.

Si conseguimos ver el cannabis

Als we cannabis leren zien

A ver. Ah, es verdad.

Even kijken. Ja, klopt.

Pueden ver claramente la bioluminiscencia.

Ze kunnen de bioluminescentie duidelijk zien.

Los elefantes apenas pueden ver.

De olifanten kunnen amper zien.

Incapaz de ver de noche,

Niet in staat 's nachts te zien...

Y lo pueden ver aquí.

En je zag het hier.

Empecé a ver cosas extraordinarias.

Ik begon bijzondere dingen te zien.

No puedo ver a nadie.

Ik kan niemand zien.

¿Puedes ver al hombre invisible?

Kan je de onzichtbare man zien?

No quiero ver la televisión.

Ik wil niet tv kijken.

¿Ya puedo ver la televisión?

Mag ik nu tv kijken?

Bob lo volvió a ver.

Bob zag hem opnieuw.

Deseo ver a mi padre.

Ik zou mijn vader willen zien.

A ver si entiendo bien.

Even zien of ik dat goed begrepen heb.

Sólo podíamos ver la niebla.

- We konden niets zien dan mist.
- Wij hebben niets anders dan mist gezien.
- We konden niets zien, behalve mist.

Nunca le volví a ver.

Ik zag hem nooit weer.