Translation of "Jugué" in Dutch

Jugué con amigos.

Ik speelde met vrienden.

Jugué al fútbol.

- Ik heb gevoetbald.
- Ik speelde voetbal.
- Ik heb voetbal gespeeld.

Jugué con mi hermano.

Ik speelde met mijn broer.

Ayer jugué con Tony.

Gisteren speelde ik met Tony.

Ayer jugué al fútbol.

Gisteren heb ik voetbal gespeeld.

Jugué tenis todo el año.

- Ik heb het jaar door tennis gespeeld.
- Ik tenniste het hele jaar door.

Jugué tenis todo el día.

Ik heb de hele dag getennist.

Jugué tenis con mi hermano.

Ik heb tennis gespeeld met mijn broer.

Jugué con la bebé sobre mi rodilla.

Ik speelde met de baby op mijn knie.

- Yo jugué al tenis.
- Yo jugaba al tenis.

- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.

- Yo jugué al fútbol y mi hermana jugó al tenis.
- Yo jugaba fútbol y mi hermana jugaba tenis.

Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.