Examples of using "Falda" in a sentence and their dutch translations:
Hij draagt een kilt.
Waar heb je die rok gekocht?
Ze wast haar rok.
Ze had een rode rok aan.
De rode rok is nieuw.
Mijn rok is te lang.
Ik zoek een warme, wollen rok.
- Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
- Wat zou ik aandoen: een broek of een rok?
Haar rok is geel met polkadots.
Deze rok bevalt mij, mag ik hem even passen?
Gisteren heeft Maria die rok gekocht.
Waarom is je rok zo kort?
Deze rok is een beetje te strak.
Is die rok niet te kort?
Ze maakte een rok van haar oude jurk.
De rok is groen.
Wie was het die gisteren deze rok kocht?
Ze maakte een rok van haar oude jurk.
Mary kocht een rok en een blouse.