Translation of "Lleva" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Lleva" in a sentence and their dutch translations:

- Lleva gafas.
- Él lleva gafas.

Hij draagt een bril.

Lleva esto.

Draag dit.

Lleva bañador.

- Hij draagt een badpak.
- Hij draagt een zwembroek.

Él lleva zapatos, pero no lleva calcetines.

Hij draagt schoenen, maar hij draagt geen sokken.

- Lleva gafas.
- Él está usando lentes.
- Él lleva gafas.
- Él lleva puesto lentes.

Hij draagt een bril.

Tom lleva tirantes.

Tom draagt bretels.

Lleva ropa abrigada.

Draag warme kleren.

Él lleva guantes.

Hij draagt handschoenen.

Él lleva sombrero.

- Hij draagt een hoed.
- Hij heeft een hoed op.

Tom lleva peluca.

Tom draagt een pruik.

- Tom lleva gafas.
- Tom lleva lentes.
- Tom usa lentes.

Tom draagt ​​een bril.

- Él lleva gafas.
- Él usa lentes.
- Él lleva puesto lentes.

Hij draagt een bril.

Veamos a dónde lleva.

Eens kijken waar deze heen leidt.

Siempre lleva gafas oscuras.

Hij draagt altijd een donkere bril.

Él lleva un diario.

Hij houdt een dagboek bij.

¿Tom siempre lleva pistola?

Heeft Tom altijd een geweer bij zich?

Él lleva puesto lentes.

Hij draagt een bril.

El chico lleva gafas.

De jongen draagt een bril.

Él lleva poco dinero.

Hij heeft weinig geld bij zich.

María lleva una sandía.

Mary draagt een watermeloen.

¿Qué lleva puesto Tom?

Wat heeft Tom aan?

De primero, lleva sopa.

De eerste gang is soep.

Lleva una falda escocesa.

Hij draagt een kilt.

¿Lleva usted los boletos?

- Heb je de kaartjes?
- Hebben jullie de kaartjes?

Tom lleva calcetines blancos.

Tom draagt witte sokken.

Hiromi lleva un vestido nuevo.

Hiromi draagt een nieuwe jurk.

Ella lleva un caro collar.

Ze draagt een dure halsketting.

Ella lleva puesto un broche.

Ze draagt een broche.

Ella lleva gafas de sol.

- Ze draagt een zonnebril.
- Zij heeft een zonnebril op.

Lleva meses buscando un trabajo.

Hij zoekt nu al maanden een baan.

Jack me lleva tres años.

Jack is drie jaar ouder dan ik.

Lleva a Tom a casa.

Neem Tom mee naar huis.

Él siempre lleva ropa oscura.

Hij draagt altijd donkere kleren.

Él lleva calcetines y zapatos.

Hij draagt sokken en schoenen.

Él lleva gafas de sol.

Hij draagt een zonnebril.

Lleva sin empleo un mes.

Hij zit al een maand zonder werk.

- Ella tiene gafas de sol.
- Ella lleva gafas de sol.
- Ella lleva antiparras.

- Ze draagt een zonnebril.
- Zij heeft een zonnebril op.

Lleva algo colgado en una cuerda.

Hij heeft iets aan een lange kabel.

Eso lo lleva a otro nivel.

Het brengt dat dier naar een ander niveau.

Lleva mucho tiempo dominar un idioma.

Het kost veel tijd om een taal onder de knie te krijgen.

Él siempre lleva una camisa azul.

Hij heeft altijd een blauw hemd aan.

El hombre bajo lleva un jersey.

De kleine man draagt een pullover.

Ella lleva puesto un valioso anillo.

- Ze draagt een dure ring.
- Ze draagt een waardevolle ring.

Mi querido gatito lleva semanas perdido.

Mijn lief katje is al weken verdwenen.

Mi gato lleva muerto dos días.

Mijn kat is al twee dagen dood.

Mi amigo lleva puesto un impermeable.

Mijn vriend had een regenmantel aan.

Él lleva tres años en Japón.

- Hij is al drie jaar in Japan.
- Hij is drie jaar in Japan geweest.

Este museo lleva cerrado cinco años.

Dit museum is al vijf jaar gesloten.

Lleva deambulando por Europa durante meses.

Hij zwerft al maanden door Europa.

Mi perro lleva una vida maravillosa.

Mijn hond heeft een prachtig leven.

Lleva las llaves a tu hermano.

Breng de sleutels naar je broer.

¿Qué tren me lleva al centro?

Met welke trein kom ik in het centrum?

Cuando el río suena, agua lleva.

- Waar rook is, is vuur.
- Er is geen rook zonder vuur.

Lleva enfermo desde la semana pasada.

Hij is sinds vorige week ziek.

Lleva al niño a la cama.

Breng het kind naar bed.

- Tom no lleva una vida nada fácil.
- Tom en realidad no lleva una vida fácil.

Tom heeft echt geen gemakkelijk leven.

- Mary lleva ya cinco años en el paro.
- Mary lleva ya cinco años en paro.

Mary is al vijf jaar werkloos.

Y este lleva una banderita que dice:

Hij heeft een kleine vlag waarop staat:

Ella lleva una mochila a su espalda.

Ze draagt een rugzak op haar rug.

Él lleva una bolsa a la espalda.

Hij draagt een tas op zijn rug.

Él se lleva bien con sus empleados.

Hij kan goed overweg met zijn personeel.

La niña lleva puesto un vestido blanco.

- Het kind draagt een witte jurk.
- Het kind heeft een wit jurkje aan.
- Het kind draagt een wit jurkje.

Lleva cinco días sin ir al colegio.

Ze was niet op school voor vijf dagen.

Mi familia lleva veinte años viviendo ahí.

Mijn familie woont daar al twintig jaar.

Mary lleva puesto un vestido de plástico.

Mary draagt een plastic jurk.

El policía lleva una máscara de gas.

De politieagent draagt een gasmasker.

Tom no lleva una vida nada fácil.

Tom heeft echt geen gemakkelijk leven.

Lleva viviendo en esta ciudad cinco años.

Ze woont al vijf jaar in deze stad.

La princesa lleva una diadema de oro.

De prinses draagt ​​een gouden diadeem.

Lleva la mesa para afuera, por favor.

Draag alstublieft de tafel naar buiten.

La mujer baja lleva un traje gris.

De kleine vrouw draagt een grijs mantelpak.

La mujer alta lleva un traje gris.

De lange vrouw draagt ​​een grijs pak.

Él se lleva bien con sus compañeros.

Hij kan goed overweg met zijn klasgenoten.