Examples of using "читаю" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben een boek aan het lezen.
- Ik lees een boek.
Ik lees.
Ik lees geen boeken.
- Jij schrijft, ik lees.
- U schrijft, ik lees.
- Jullie schrijven, ik lees.
Ik lees stripboeken.
Ik ben de krant aan het lezen.
Ik lees vaak.
Ik lees niet.
Ik lees alles.
- Ik ben een tijdschrift aan het lezen.
- Ik lees een tijdschrift.
Ik ben een boek aan het lezen.
Ik lees boeken.
Ik ben nu aan het lezen.
- Ik lees korte verhalen.
- Ik lees kortverhalen.
- Ik ben dit boek aan het lezen.
- Ik lees dit boek.
Ik las de oude documenten.
- Ik lees. Zet de televisie af!
- Ik lees. Zet de televisie uit!
Vandaag is het woensdag. Ik lees.
Ik lees vaak boeken.
Ik lees jouw boek.
Ik lees zijn boek.
Ik lees mijn boek.
Ik lees veel boeken.
Ik lees de krant, terwijl ik eet.
Zeg haar dat ik de krant aan het lezen ben.
Ik lees de New York Times.
Ik lees een boek over dieren.
Ik lees een boek over dieren.
Ik ben de New York Times aan het lezen.
Ik lees zijn romans niet.
Ik lees een boek terwijl ik aan het eten ben.
Ik lees alle soorten boeken.
Ik lees vaak in bed.
- Ik heb een brief gelezen.
- Ik las een brief.
Ik ben een boek aan het lezen over skiën.
Ik lees een boek.
Gewoonlijk lees ik terwijl ik eet.
Ik lees een boek dat interessant is.
Ik lees de krant, terwijl ik eet.
Ik lees een boek terwijl ik aan het eten ben.
Ik lees langzaam om terug te kunnen denken aan de Zelfzuchtige Reus,
Voor het slapen gaan lees ik boeken altijd even voor.
Ik lees elke maand minstens één boek.
Ik lees altijd eerst de sportbijlage.
Als ik zijn stripverhalen lees, moet ik altijd lachen.
Ik verwijt je daarom niks.
Nu lees ik, lees jij en leest hij; wij lezen allen.
- Ik heb je boek gelezen.
- Ik heb uw boek gelezen.
- Ik heb jullie boek gelezen.
- Ik las je boek.
- Ik las uw boek.
- Ik las jullie boek.
Ik lees zijn boek.