Translation of "успокоить" in Dutch

- Я просто хотел успокоить Тома.
- Я просто хотела успокоить Тома.

- Ik wou alleen Tom kalmeren.
- Ik wou alleen maar Tom rustig maken.

Родителям удалось его успокоить.

De ouders slaagden er in hem te kalmeren.

Мэри пыталась успокоить Тома.

Mary probeerde Tom te troosten.

«Не волнуйтесь, — попытался Дима успокоить женщину. — Это не моя кровь».

"Maakt u zich geen zorgen," probeerde Dima de vrouw gerust te stellen. "Het is niet van mij."