Examples of using "уехали" in a sentence and their dutch translations:
Ze reden weg.
- Ze zijn vertrokken.
- Zij zijn vertrokken.
Iedereen is weggegaan.
- Zijn ze weg?
- Zijn ze weggegaan?
Ze gingen allebei weg.
Ze zijn nog niet vertrokken.
De mensen die gisteren vertrokken komen uit Schotland.
Het lijkt erop dat iedereen weg is.
Wanneer ben je gegaan?
Wanneer ben je gegaan?
Wanneer ben je gegaan?