Examples of using "уезжаем" in a sentence and their dutch translations:
- We gaan morgen.
- Morgen vertrekken we.
Wanneer starten we?
We vertrekken morgen namiddag.
- We gaan ervandoor.
- We gaan weg.
- Wij verlaten zeker en vast dit land.
- Wij verlaten vast en zeker dit land.
We vertrekken nu.
We gaan morgen.
We vertrekken over vijf minuten.
We vertrekken morgenochtend vroeg.