Examples of using "твои" in a sentence and their dutch translations:
Zijn ze familie van je?
- Zijn dat jouw paarden?
- Zijn dit jouw paarden?
Waar zijn je kleinkinderen?
Zijn dit jouw dingen?
Waar zijn je ouders?
- Je gasten wachten.
- Uw gasten wachten.
- Jullie gasten wachten.
Hier, uw schoenen.
Hier zijn je sleutels.
Mooie oorbellen!
Waar zijn je kinderen?
- Hier zijn je vrienden.
- Hier zijn jullie vrienden.
Waar zijn je manieren?
- Je dromen zijn waar geworden.
- Je dromen zijn uitgekomen.
Zijn dit jouw boeken?
We zijn je zonen.
- Zijn dat jouw handschoenen?
- Zijn dat uw handschoenen?
Waar zijn jouw sokken?
Zijn dit je dochters?
Je gegevens blijven vertrouwelijk.
Zijn je vrienden Portugees of Braziliaans?
Jouw horloge is duurder dan het mijne.
Dit zijn niet uw stoelen.
Is dit niet jouw bril?
Dit zijn niet jouw vorken.
Heb je je collega's graag?
Waar zijn uw sleutels, Tom?
Je horloge ligt op het bureau.
Hoe was je weekend?
Zijn je ouders nu thuis?
- Ik begrijp je gevoelens.
- Ik begrijp je gevoel.
Ik heb je fouten verbeterd.
- Waar komen jouw voorouders vandaan?
- Waar komen uw voorouders vandaan?
- Waar komen jullie voorouders vandaan?
Zijn deze van u?
Loopt je horloge goed?
Waar wonen je ouders?
Drinken jouw kinderen melk?
Je ideeën verschillen van de mijne.
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
Mijn problemen lijken erg op die van jou.
Je vrienden zijn laat.
Zijn dit jouw potloden?
- Waar zijn jouw ooms?
- Waar zijn jullie ooms?
- Waar zijn uw ooms?
Wie zijn je interessantste vrienden?
Jouw ogen doen me denken aan sterren.
Je ideeën verschillen van de mijne.
Wanneer begint je zomervakantie?
- Jouw zinnen zijn te moeilijk om te vertalen.
- Uw zinnen zijn te moeilijk om te vertalen.
- Jullie zinnen zijn te moeilijk om te vertalen.
Zijn dat niet jouw ouders?
Waar zijn je autosleutels?
Aap, wat heb je mooie jongen.
- Het spijt me als ik je heb gekwetst.
- Sorry als ik je heb gekwetst.
Je inspanningen hebben in succes geresulteerd
Ik vind je schoenen erg leuk.
Je o's zien eruit als a's.
Ik vind je foto's heel goed.
Zijn al deze mensen je vrienden?
Je horloge ligt op het bureau.
- Waar zijn je ouders?
- Waar zijn jullie ouders?
- Welke bewijzen heeft u?
- Waar is je bewijs?
- Waar is uw bewijs?
Hier zijn je sleutels.
- Waar zijn uw kinderen?
- Waar zijn jouw kinderen?
- Waar zijn jullie kinderen?
Zijn dit jouw dingen?
- Deze paarden zijn van jou.
- Deze paarden zijn van jullie.
- Waar zijn je kleinkinderen?
- Waar zijn jouw kleinkinderen?
Hier, uw schoenen.
Laat me je rijbewijs eens bekijken.
"Zijn dit jouw boeken?" "Nee, ze zijn niet van mij."
Waar zijn je broers?
"Kan ik jouw sokken lenen?" "Nee."
- Zijn dit jouw ski's?
- Zijn dit uw ski's?
- Zijn dit jullie ski's?
- Zijn dat jouw zonen?
- Zijn dat uw zonen?
Waar zijn jouw katten?
Waar zijn jouw honden?
Waar zijn jouw zonen?
- Waar zijn uw paarden?
- Waar zijn jullie paarden?
- Waar zijn jouw paarden?
Waar zijn jouw tantes?
- Zijn dat jouw kinderen?
- Zijn dat uw kinderen?
- Zijn dat jullie kinderen?
- Zijn dat uw dochters?
- Zijn dat jouw dochters?
- Zijn dat jullie dochters?
Je o's zien eruit als a's.
- Is al dit geld van jou?
- Is al dit geld van u?
...maar je beslissingen hebben me in leven gehouden,
Waar zijn uw ogen?