Examples of using "зол" in a sentence and their dutch translations:
Hij klinkt boos.
Tom was boos.
Tom is erg boos.
- Mijn oom is boos.
- Mijn oom is kwaad.
Hij is erg boos op haar.
Ik ben kwaad op je.
Geld is de wortel van alle kwaad.
Je broer is erg boos.
Hebzucht is de wortel van alle kwaad.
Ik ben kwaad op je.
Ik was woedend en in de war.
- Hij was razend op zijn zoon.
- Hij was boos op zijn zoon.
- Hij was te boos om te kunnen spreken.
- Hij was te kwaad om te kunnen spreken.
Tom is boos.
Geld is de wortel van alle kwaad.
Hij is nog steeds boos.
- Tom was erg kwaad.
- Tom was erg boos.
- Ik ben kwaad op haar.
- Ik ben boos op haar.
Tom was heel boos en weigerde Maria te spreken.
Ik ben boos.
Ik denk dat hij boos was.
- Ik was woedend.
- Ik was boos.
Tom was razend.
- Ik ben kwaad omdat iemand mijn fiets gestolen heeft.
- Ik ben boos omdat iemand mijn fiets heeft gestolen.
Hij is woedend op jou.
Daarom ben ik boos op hem.