Examples of using "закончили" in a sentence and their dutch translations:
We zijn hier klaar.
We zijn klaar.
Zijn we klaar?
Zijn we klaar?
We zijn hier klaar.
We zijn bijna klaar.
We zijn klaar met onderhandelen.
- Heb je je lunch op?
- Ben je klaar met het eten van je lunch?
Ben je klaar?
- Ze zijn klaar.
- Zij zijn klaar.
- Het is afgelopen met ze.
Wanneer was je ermee klaar?
We zijn klaar. De laagjes weer aan.
We hebben een missie.
Ze waren samen afgestudeerd van Juilliard
- Hebt gij uw huiswerk al af?
- Heb je je huiswerk al af?
Heeft u het werk af?
- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?
We hebben het werk gedaan zo goed en zo kwaad als het ging.
Het maakt niet veel uit aan welke hogeschool je afgestudeerd bent.
We maakten het werk vlak voor tien uur af.
Heb je het werk al af?
Aan het oostfront zijn de Russen hun lange terugtrekking geëindigd en stabiliseerde de lijn,
We zijn net klaar met het verven van het huis.
We zijn net klaar met het verven van de muur.
- Ben je al klaar met je huiswerk?
- Heb je je huiswerk al af?