Examples of using "Соседка" in a sentence and their dutch translations:
Zij is onze buurvrouw.
Polen is een buurland van Oekraïne.
We hebben een nieuwe buurvrouw.
- Je bent mijn buurman.
- Je bent mijn buurvrouw.
- U bent mijn buurman.
- U bent mijn buurvrouw.
- Jij bent onze buurman.
- Jij bent onze buurvrouw.
- Dat is onze buurvrouw.
- Dat is onze buurman.
Haar buurman zal voor de kinderen zorgen wanneer ze weg is.
- We hebben een nieuwe buurman.
- We hebben een nieuwe buurvrouw.
"De lakens hang ik zelf op," zei de buurvrouw. "Die zijn wel erg zwaar."