Translation of "сосед" in Dutch

- Он - мой сосед.
- Он мой сосед.

- Hij is mijn buur.
- Hij is mijn buurman.

- Он мой сосед.
- Это мой сосед.

Hij is mijn buur.

- Кто мой сосед?
- Кто у меня сосед?

Wie is mijn naaste?

- Мой сосед - мусульманин.
- У меня есть сосед мусульманин.

Ik heb een islamitische buurman.

Том - хороший сосед.

Tom is een goede buur.

Том - мой сосед.

Tom is mijn buurman.

Том - сосед Мэри.

Tom is Maria’s buurman.

Том - отличный сосед.

Tom is een goede buur.

Мой сосед - плотник.

Mijn buurman is timmerman.

Он мой сосед.

- Hij is mijn buur.
- Hij is mijn buurman.

Наш сосед сломал ребро.

- Onze buurvrouw heeft een rib gebroken.
- Onze buur heeft een rib gebroken.
- Onze buurman heeft een rib gebroken.

У нас новый сосед.

We hebben een nieuwe buurman.

- Ты мой сосед.
- Вы мой сосед.
- Ты моя соседка.
- Вы моя соседка.

- Je bent mijn buurman.
- Je bent mijn buurvrouw.
- U bent mijn buurman.
- U bent mijn buurvrouw.

- Ты наш сосед.
- Вы наш сосед.
- Ты наша соседка.
- Вы наша соседка.

- Jij bent onze buurman.
- Jij bent onze buurvrouw.

У меня есть сосед-гей.

- Ik heb een homoseksuele buurman.
- Ik heb een homoseksuele buurvrouw.

Я сосед Тома по комнате.

- Ik ben Toms kamergenoot.
- Ik ben Toms kamergenote.

Мой сосед по комнате сумасшедший.

Mijn kamergenoot is gek.

Наш сосед только что вернулся.

Onze buurman kwam net terug.

Его сосед тоже на нее запал.

Zijn buurman zit ook achter haar aan.

Я твой сосед по комнате Пол.

- Ik ben Paul, je kamergenoot.
- Ik ben jouw kamergenoot Paul.

Мой сосед по комнате изучает китайский.

Mijn kamergenoot studeert Chinees.

Я Пол, твой сосед по комнате.

Ik ben Paul, jouw kamergenoot.

- Это наша соседка.
- Это наш сосед.

- Dat is onze buurvrouw.
- Dat is onze buurman.

Глиняному горшку чугунный котелок — опасный сосед.

Voor een pot uit klei is een ijzeren pot een gevaarlijke buur.

Хороший сосед лучше, чем плохой родственник.

Een goede buur is beter dan een slecht familielid.

Наш новый сосед играет на скрипке.

Onze nieuwe buurman speelt viool.

Сосед попросил нас сделать музыку потише.

- De buurman heeft ons gevraagd de muziek zachter te zetten.
- De buurvrouw heeft ons gevraagd de muziek zachter te zetten.

- У нас новый сосед.
- У нас новая соседка.

- We hebben een nieuwe buurman.
- We hebben een nieuwe buurvrouw.