Examples of using "Veio" in a sentence and their dutch translations:
- Hij kwam.
- Zij kwam.
- Hij is gekomen.
- Zij is gekomen.
Er is niemand gekomen.
Er is niemand gekomen vandaag.
Iemand kwam.
- Wie kwam?
- Wie was gekomen?
Hij kwam.
Er kwam niemand.
Ze kwam.
Tom kwam.
Hij is gekomen!
Ze kwam!
Is er iemand gekomen?
- Hij is zelf gekomen.
- Hij kwam zelf.
- Hij kwam persoonlijk.
- Zij is er nog niet.
- Ze is nog niet gekomen.
- Hij is er nog niet.
- Hij is nog niet gearriveerd.
- Zij is er nog niet.
- Hij is er nog niet.
Ze kwam alleen.
Is Lata gekomen?
Is de postbode langs geweest?
Tom kwam helpen.
- Hoe is hij gekomen?
- Hoe is zij gekomen?
Tom kwam alleen.
De koning kwam.
Er kwam hier niemand.
Zijt ge alleen naar hier gekomen?
Tom komt uit Australië.
Hij is gisteren gekomen om u te zien.
Is ze met hem gekomen?
- Is de postbode al gekomen?
- Is de brievendrager al gekomen?
Met wie ben je gekomen?
Hij kwam uit Boston.
Mijnheer Smith is gekomen.
Hij kwam uit het zuiden.
Hij kwam verschillende keren.
- Jij komt uit Zweden.
- U komt uit Zweden.
- Jullie komen uit Zweden.
Tom kwam met de bus.
Tom kwam uiteindelijk niet.
Jane komt uit Australië.
Waarom ben je gekomen?
Er is niemand gekomen vandaag.
Tom kwam met de auto.
Hij is op de fiets gegaan.
Ben je met de trein gekomen?
Tom kwam naar me toe.
Kwam Tom hierheen?
"Wie is ons vandaag komen bezoeken?" "Vandaag is mijn zus Maria ons komen bezoeken."
- Waarom kwam je niet?
- Waarom kwamen jullie niet?
Hoe ben je naar school gekomen?
Hij kwam gisteren uit Tokyo.
- Waarom kwam ze niet?
- Waarom is ze niet gekomen?
- Je kwam hier eergisteren?
- Ben je eergisteren gekomen?
Hij is hier gekomen om mij te helpen.
Ho! Van waar komt dat?
Genade is nog niet gekomen.
Wanneer ben jij gekomen?
Mijn echtgenote kwam niet met me mee.
Ondanks alles was hij gekomen.
Het boeddhisme kwam uit India.
Ik weet niet waar dat vandaan kwam.
De volgende dag... ...kwam er een haai.
- Waarom ben je naar Japan gekomen?
- Waarom zijt ge naar Japan gekomen?
Hij zei dat hij zou komen, en hij is gekomen.
Hij kwam, ondanks het slechte weer.
- Hij is gisteren gekomen om u te zien.
- Hij kwam om je te zien gisteren.
Hij kwam niet op tijd.
Ze vroeg om hulp, maar er kwam niemand.
Waarom ben je naar Maleisië gekomen?
Hij was gisteren niet op school.
De onderzeeër kwam eindelijk aan het oppervlak.
Toen Marko kwam, sliep ik.
Wat doe je hier?
Hij kwam naar Tokio om werk te zoeken.
Tom kwam vanmiddag langs om je te zien.
Lucy heeft me drie dagen geleden bezocht.
Tom kwam naar Boston toen hij dertien was.
De grote opluchting kwam een week later...
Lucy heeft me drie dagen geleden bezocht.
Je kwam gisteren niet naar school.
Hij kwam met de bus.
Een koningsdochter kwam zelf naar hem toe.
Deze morgen is Tom naar mijn kantoor gekomen.
Ik wist niet waar het vandaan kwam.
Er kwam een prins op een wit paard.