Translation of "Roupa" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Roupa" in a sentence and their dutch translations:

- Tire a roupa.
- Tirem a roupa.

- Kleed je uit.
- Trek je kleren uit.

Troque de roupa.

Kleed je om.

Roupa preta absorve luz.

Zwarte stoffen absorberen het licht.

Tom passou a roupa.

Tom streek zijn kleren.

Tom trocou de roupa.

Tom kleedde zich om.

Eu troquei de roupa.

Ik heb me omgekleed.

Que roupa devo pôr?

Welke kleren moet ik aantrekken?

- Roupa suja lava-se em casa.
- Roupa suja lave em casa.

Je moet je vuile was niet buiten hangen.

Primeiro atestado é a roupa.

De kleren maken de man.

Tom passou a roupa dele.

Tom streek zijn kleren.

- Troque de roupa.
- Se troque.

- Kleed je om.
- Omkleden.

Roupa suja lave em casa.

Je moet je vuile was niet buiten hangen.

Eu preciso trocar de roupa.

Ik moet me omkleden.

A máquina de lavar roupa quebrou.

De wasmachine is kapot.

Minha roupa estava suja de óleo.

Mijn kleren waren vuil van de olie.

Eu tenho que trocar de roupa.

Ik moet me omkleden.

Mamãe me fez uma roupa nova.

Mamma heeft een nieuwe jurk voor me gemaakt.

Eu gostaria de trocar de roupa.

Ik zou me graag willen omkleden.

Maria está gastando muito dinheiro em roupa.

- Maria geeft veel geld uit voor kleren.
- Maria besteedt veel geld aan kleren.

Minha mãe lava roupa todos os dias.

Mijn moeder wast alle dagen kleren.

As camisas do homem estão no guarda-roupa.

- De shirts van de man zijn in de kleerkast.
- De overhemden van de man liggen in de kleerkast.

Eu não tenho tempo para lavar roupa hoje.

Ik heb vandaag geen tijd om de was te doen.

Esta roupa está suja e precisa ser lavada.

Deze kleding is vuil en moet gewassen worden.

Gasto menos dinheiro em roupa que minha irmã.

Ik geef minder geld uit aan kleding dan mijn zus.

Tenha cuidado para não rasgar sua roupa nesse prego.

Pas op dat je je kleren niet scheurt aan die spijker.

Precisamos de comida, roupa, e uma casa para viver.

Om te leven hebben we eten nodig, kleren, en een dak boven ons hoofd.

Que tipo de roupa você comprou para as crianças?

Wat voor soort kleding heeft u voor de kinderen gekocht?

A maleta não continha outra coisa além de roupa suja.

- In de koffer was niets op vuile kleren na.
- In de koffer zaten alleen vuile kleren.

No meu guarda-roupa eu tenho uma grande quantidade de vestidos.

Ik heb een enorme berg kleren in mijn kledingkast.

A lã das ovelhas é usada para fazer roupa quente há séculos.

Schapenwol wordt al eeuwen gebruikt om warme kleren te maken.

Eu não consigo cortar minhas unhas e passar roupa ao mesmo tempo!

Ik kan niet tegelijk mijn nagels knippen en de strijk doen!

Tenho de escolher uma peça de roupa que não me importe de perder.

Ik wil een kledingstuk kiezen... ...dat ik wel kwijt kan.

- Por que você está tirando a roupa?
- Por que você está se despindo?

- Waarom kleed je je uit?
- Waarom kleed u zich uit?
- Waarom kleden jullie je uit?

Com sua roupa colorida, sua longa peruca e suas luvas brancas, poder-se-ia deduzir que ele fugiu de uma espécie de Disneylândia.

Met zijn kleurrijke kleding, zijn lange pruik en zijn witte handschoenen zou men kunnen afleiden dat hij uit een soort Disneyland is weggelopen.