Examples of using "Navio" in a sentence and their dutch translations:
Verlaat het schip.
- Tom ging aan boord.
- Tom is aan boord gegaan.
Het schip gooide zijn anker uit.
Het schip zinkt!
Waar is het schip?
Het schip zinkt!
Het schip was op zee.
Er zijn veel ratten op het schip.
Het schip ligt in de haven.
De bemanning verliet het schip.
Het schip heeft een waterverplaatsing van 1000 ton.
We zien elkaar op het schip.
Het schip is nu in de haven.
Elk schip heeft een kapitein nodig.
Wie is de kapitein van dit schip?
Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.
Het schip voer onder de brug door.
In plaats van van boord te gaan, bleven we op het schip.
Is Tom nog steeds de kapitein van jouw schip?
Plots verliet de kapitein het schip.
Het schip is onderweg naar Finland.
Het schip uit New York arriveert binnenkort.
Het grote schip heeft de vissersboot aangevaren.
Vanwege de storm kon het schip de haven niet verlaten.
Het schip zat vol aangroei.
De Titanic zonk tijdens haar eerste vaart. Ze was een groot schip.
Neem het oude schip van je vader, en haast je om voorbij de negen zeeën en de helft van de tiende te vluchten naar een eiland dat midden in de golven ligt.