Examples of using "Widzę" in a sentence and their dutch translations:
Ik zie niets.
Ik zie een jongen.
Ik zie de hond.
Ik zie een kroon.
- Aha.
- Ik snap het.
Ik zie een leeuw.
Ik zie iets.
Ik zie Tom.
Ik zie het huis.
Ik zie een bos beneden.
Ik zie hem niet.
Ik zie hem niet.
- Ik kan niets zien.
- Ik zie niets.
- Ik zie hem bijna nooit.
- Ik zie hem zelden.
Ik zie je huis.
Ik zie Bear recht voor ons.
Ik zie niet wat ze doet.
Ik zie een vogel op het dak.
Ik dacht dat ik een geest zag.
Ik zie de maan en de sterren.
Jij hebt kaarsen gekocht.
Het is niet de eerste keer dat ik die zin zie.
Ik kan niet zien wat er komt.
Of ik zie op die berg daar...
Ik zag net iets, kijk. Kijk. Snel.
Ik kan niet zien wat erin zit.
Dat zien ontwikkelen...
Ik heb morgen een afspraak met een vriend.
Ik ben blij haar te zien.
Ik zie geen verschil.
Ik zie haar zelfs in mijn dromen.
Doe het licht aan. Ik zie niks.
Ik zie tranen in je ogen.
Ik zie hem. Hij zwaait met zijn armen.
Ik ben heel blij je te zien.
Ik zie morgen mijn oom.
Ik ben heel gelukkig dat ik u zie.
Ik ben blij je weer te zien.
Het is hier heel donker. Ik kan niets zien.
Ik ben verbaasd om jou hier te zien.
- Ik zie hem morgennamiddag.
- Ik zie hem morgenmiddag.
Ik was verrast, zoveel mensen te zien op het concert.
Ik vind het niet beschamend vragen te stellen.
Ik ben nu zo dronken dat ik twee toetsenborden zie.
Ik kan alleen het einde niet zien en dat maakt het altijd gevaarlijk.
Ik kan alleen het einde niet zien en dat maakt het altijd gevaarlijk.
Ik zie Bear, maar ik denk niet dat ik hem kan bereiken.
Ik zie een hoop valse horizonnen waar je denkt dat je dichterbij komt.
Ik kan niet zien hoe diep het is. Dat is het gevaarlijke aan deze tunnels.
Ik keek elke dag of ze in orde was... ...en vroeg me af of dit haar laatste dag was.