Examples of using "Uczy" in a sentence and their dutch translations:
- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.
Tom geeft les.
We leren uit ervaring dat mensen nooit iets leren uit ervaring.
- Hij leert Esperanto.
- Hij is Esperanto aan het leren.
- Zij leert Esperanto.
- Ze leert Esperanto.
- Ze is Esperanto aan het leren.
Hij geeft les Engels.
Hij onderwijst Arabisch.
Hij leert Chinees.
De studenten leren uit de feedback.
Hij studeert Chinees.
Hij leert snel.
Wie leert jou Duits?
Tom leert ons Frans.
Carol studeert Spaans.
Tom leert te programmeren.
- Hij studeert ook Chinees.
- Hij leert ook Chinees.
Ze studeert Engels.
Hij leert ons Engels.
Mijn vriend leert Koreaans.
Mijn kamergenoot studeert Chinees.
Hij studeert ook Chinees.
- „Wie leert je Engels?” „Juffrouw Yamada.”
- „Wie leert u Engels?” „Juffrouw Yamada.”
- „Wie leert jullie Engels?” „Juffrouw Yamada.”
Hij leert dag en nacht.
Een wijze leert uit zijn fouten.
Op die manier leert ze Engels.
Hij leert voor de lol het periodiek systeem der elementen uit zijn hoofd.
Volgende maand is het vijf jaar dat hij viool leert spelen.
De hoeveelheid aan prooi maakt dit een ideaal trainingsgebied... ...voor een jonge jaguar die voor zichzelf moet zorgen.