Examples of using "Tamten" in a sentence and their dutch translations:
Je ziet hier een trolley.
Dit sap smaakt zuur.
Die hond is groot.
Het spookt in dat huis.
Wie is dat joch?
- Die film is de moeite waard.
- Deze film is het zien waard.
- Die film is het zien waard.
- Het loont de moeite die film te zien.
Dat huis is veel beter dan dit.
- Ik heb die auto gekocht.
- Ik kocht die auto.
Die club is veel te groot.
Ik was het niet die die tekst vertaald heeft.
Wie is die persoon?
Deze bloem is mooier dan die.
Wie is die jongen?