Examples of using "żonaty" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben gehuwd.
Hij is ongehuwd.
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
- Ben je getrouwd?
- Bent u getrouwd?
Hij is getrouwd en heeft twee kinderen.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.
- Ik ben niet getrouwd.
- Ik ben ongehuwd.
Het voordeel van het huwelijk is dat je de ware aard van het vrouwelijk geslacht leert kennen, en het nadeel van het huwelijk is dat je ontnuchtering aangaande het vrouwelijk geslacht leert kennen. Daarom zijn ongetrouwde schrijvers nog niet in staat vrouwen te schrijven, en zijn getrouwde dichters niet meer in staat de vrouw lof toe te zingen.