Examples of using "Ricchi" in a sentence and their dutch translations:
Ze zijn rijk.
- Wij zijn rijk.
- We zijn rijk.
Willen jullie rijk worden?
Ze waren rijk.
Wij zijn rijk.
Ik hou niet van rijkelui.
...nemen rijke voedingsstoffen mee...
We zijn allebei rijk.
Zij willen rijk worden.
We moeten niet jaloers zijn op de rijken.
De rijken zijn niet altijd gelukkig.
Avocado's zijn rijk aan vitamine E.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.
In rijke landen verhongeren weinig mensen.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
250 jaar geleden haalden in de rijkste landen van de wereld
Rijken zijn niet altijd gelukkiger dan armen.
De rijken worden rijker en de armen worden armer.
Vandaag is de hoorn een statussymbool voor rijken.
- Ik weet dat we niet rijk zijn.
- Ik weet dat we het niet breed hebben.
Tom heeft enkele zeer rijke vrienden.
- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.
Je bent niet rijk.
- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.
- Waarom ben je zo rijk?
- Waarom bent u zo rijk?
- Waarom zijn jullie zo rijk?
- Iedereen weet dat je rijk bent.
- Iedereen weet dat u rijk bent.
- Iedereen weet dat jullie rijk zijn.