Examples of using "Persona" in a sentence and their dutch translations:
- Je hebt de verkeerde persoon.
- Jullie hebben de verkeerde persoon.
Kies één persoon.
- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.
Vertel het hem persoonlijk.
Jij bent een gemeen persoon.
- Hij is zelf gekomen.
- Hij kwam zelf.
- Hij kwam persoonlijk.
Ik ben een persoon.
Hij is een liefdevol persoon.
Jij bent een klein mens.
Ik ben een goed mens.
- Hij is een goed mens.
- Hij is een goeierik.
Hij is een vriendelijk persoon.
Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.
Aanvaardt iemands liefde.
- Hij is een aansteller.
- Hij is een drama queen.
Zij is een vriendelijk persoon.
Zij is een egoïstisch persoon.
Ik voel mij net iemand anders.
- Zij is een drama queen.
- Zij is een aansteller.
Hij is een egocentrisch persoon.
Hij kwam persoonlijk.
Zij is een serieus persoon.
- Ik ben een eerlijk persoon.
- Ik ben een eerlijk mens.
- Ik ben bijna een ander persoon.
- Ik ben haast iemand anders.
Ik ken haar persoonlijk.
Ik ben een druk iemand.
- Zij is een plezierig mens.
- Het is een aardig mens.
- Het is een aardige meid.
Hij is een vriendelijk persoon.
Hij ging er persoonlijk naartoe.
Iedereen telt.
Ik ben een persoon.
Kies één persoon.
- Ik heb de president zelf ontmoet.
- Ik heb de president persoonlijk ontmoet.
Vertel het ze persoonlijk.
Vertel het haar persoonlijk.
Bob is een aardig persoon.
Is er ruimte voor nog iemand?
Tom is een vriendelijk persoon.
Tom is een goede vent.
De persoon droeg de piano.
Is er ruimte voor nog iemand?
Hij is een goed geeïnformeerd persoon.
Ebola verspreidt zich van mens tot mens via lichaamsvloeistoffen.
Ik identificeer mezelf als homoseksuele man.
Hij is een agressief mens.
Hij is een goed mens.
Hij ziet er een goed mens uit.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Ieder persoon is verschillend.
Ik ben een ochtendmens.
Ieder mens moet sterven.
Tom is nu net een ander persoon.
Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.
- Ik heb de president zelf ontmoet.
- Ik heb de president persoonlijk ontmoet.
Hij was het geduld in persoon.
Het betekent niet dat je iemand anders wordt.
of de man in de straat
Ik wil een beter persoon zijn.
Die persoon lijkt op mij.
Hij is een vreemd persoon.
Iedereen is een kunstenaar.
Tom is dapper.
Hij is een betrouwbaar persoon.
Bob is een aardig persoon.
Je mag uitnodigen wie je wilt.
- Ik ben een eerlijk persoon.
- Ik ben een eerlijk mens.
Die persoon is niet betrouwbaar.
Je bent echt een ellendeling!
Wat een oplichter!
Paolo is een vriendelijk persoon.
Vader is een goed mens.
Hij kwam persoonlijk.
Tom is niet de enige beroemdheid hier.
- Hij is de grootste in de klas.
- Hij is de grootste van de klas.
Hij is duidelijk niet zo'n soort persoon.
Je bent de belangrijkste persoon in mijn leven.
Ik heb met de actrice zelf gesproken.
Wie is de persoon met Tom?
...op de lijst en word ik niet betaald.
Mijn vader is een man van goud.
Ik ken Tom persoonlijk.
de persoon die hier niet hoort te zijn,