Examples of using "Ami" in a sentence and their dutch translations:
- Hou je van mij?
- Hou je van me?
Je houdt van deze schoenen.
Jij vindt me niet aardig.
Jij houdt van koffie.
Hou van me!
Waar hou je van?
Weet hij dat je van hem houdt?
Hou je van muziek?
- ''Houd je van me?'' ''Ik weet het niet.''
- „Hou je van me?” „Ik weet het niet.”
Hou van me!
Jij houdt niet van mij!
Tom wil dat iemand van hem houdt.
Hou je van je vrouw?
- Hou je van Tatoeba?
- Houdt u van Tatoeba?
- Houden jullie van Tatoeba?
- Hou je van mij?
- Hou je van me?
Hou jij van Tom?
Hou je van hem?
- Groetjes, John.
- Hou van John.
Men zegt dat zij verliefd is op hem.
- Hou je van mij?
- Hou je van me?
Ik hou meer van jou dan jij van mij.
Hoeveel hou je van me?
- Hou je van je moeder?
- Houdt u van uw moeder?
- Jij houdt van koffie.
- U houdt van koffie.
- Jullie houden van koffie.
Hou je werkelijk van mij?
- Hou je van je vader?
- Houd je van je vader?
- Houden jullie van jullie vader?
- Houdt u van uw vader?
Ik hou meer van jou dan jij van mij.
- Vertel hem dat je van hem houdt voordat het te laat is!
- Zeg hem dat je van hem houdt voordat het te laat is!
Waarom houd je van mij?
- Je houdt van Kerstmis, hè?
- U houdt van Kerstmis, hè?
- Jullie houden van Kerstmis, hè?
Hou je van muziek?
Waarom hou je zo erg van me?
Weet Tom dat je van Maria houdt?
Hou je van muziek?
Ik hou meer van jou dan jij van mij.