Examples of using "Szálloda" in a sentence and their dutch translations:
Dat is een hotel.
Waar is het hotel?
Dit is een hotel, geen bordeel.
Er zijn veel hotels in de binnenstad.
Dit hotel is beter dan dat andere.
Dit is een hotel, geen bordeel.
- Dat hotel ligt op een heuvel.
- Het hotel ligt op een heuvel.
Tom kon achter het hotel parkeren.
Het hotel waar we logeerden was heel comfortabel.
Dit is het grootste hotel in deze stad.
Hoe ver is het van het vliegveld naar het hotel?
Jammer genoeg is het hotel dat je aanbevolen had compleet volgeboekt.
- Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
- Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.