Examples of using "Elment" in a sentence and their dutch translations:
Hij is al vertrokken.
Hij ging onmiddellijk weg.
- Hij ging in alle haast weg.
- Hij vertrok in alle haast.
- Hij ging er overhaast vandoor.
Tom is weg.
Hij is vetrokken.
Ze ging wandelen.
Hij is gisteren overleden.
Hij ging naar Amerika.
Zij ging skiën.
Hij ging naar de winkel.
- De hond ging weg.
- De hond liep weg.
Hij was al weg.
- Ben je niet goed wijs?
- Ben je helemaal gek geworden?
- Ben je nou helemaal bedonderd?
- Ben je je verstand kwijt?
Tom ging vissen.
- De stroom is uitgevallen.
- De elektriciteit is uitgevallen.
Moeder is aan het winkelen.
Hij ging naar de winkel.
Ze ging naar huis.
- Ik miste de bus.
- Ik heb de bus gemist.
Hij ging in 1970 naar Londen.
Tom is weggegaan.
Hij ging in 1970 naar Londen.
Hij wandelde voorbij het huis.
Iedereen is weggegaan.
Hij ging naar Italië, om muziek te studeren.
Joko heeft gisteren boodschappen gedaan.
Ik vermoed dat hij naar huis is.
- Het is jouw schuld dat ik mijn eetlust kwijt ben.
- Dankzij jou heb ik mijn eetlust verloren.
- Dankzij u heb ik geen trek meer.
Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg?
- Ze vertrok om wat eten te gaan kopen.
- Ze ging uit om iets te eten te kopen.
Is het waar dat Tom naar Boston is gegaan?
Mijn vrouw is het weekend weg.
De laatste trein is al weg.
Ik dacht dat dit voorbij was. Ze was weg.
Tien dagen gingen voorbij.
Je lijkt wel gek.
Een kalf ging weg, een rund kwam weer.
Hij ging weg zonder afscheid te nemen.
- Hij ging naar het postkantoor om de brief te verzenden.
- Hij ging naar het postkantoor om de brief te versturen.
Tom ging naar het park om Mary te ontmoeten.
Ze gingen allebei weg.
Jullie zijn idioten.
Zij stapte in de auto en reed weg.
Hij is de hele dag thuis gebleven in plaats van uit te gaan.
Hij ging weg zonder dag tegen me te zeggen.
Mijnheer Hobson sloot de winkel en ging naar huis.
Tom vrolijkte de sfeer op als hij ging.
deed het idee dat het geen deel meer zou zijn van mijn leven
Het is jouw schuld dat ik mijn eetlust kwijt ben.
- Tom verliet de stad.
- Tom is de stad uit.
Jullie zijn idioten.
- Die vent is helemaal gestoord!
- Die kerel is knettergek!
- Die gozer is compleet geschift!
- Die vent is helemaal kierewiet!
- Die kerel is compleet getikt!
- Er zit een schroefje los bij die vent!
- Die gast is niet goed bij zijn hoofd!
- Die vent ziet ze vliegen!
- Hij ziet ze vliegen.
Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was.