Examples of using "Diákok" in a sentence and their dutch translations:
We zijn leerlingen.
Zijn jullie studenten?
- Wij zijn alle twee studenten.
- Wij zijn beiden studenten.
De leerlingen lachten.
- Gij zijt nieuwe studenten.
- Jullie zijn nieuwe studenten.
Wij zijn alle drie studenten.
We zijn studenten.
De leerlingen zijn in het klaslokaal.
De helft begon meteen te lachen
Wij zijn alle drie studenten.
Onder het publiek waren er studenten, professoren, personeelsleden, en anderen.