Examples of using "órakor" in a sentence and their dutch translations:
Hoe laat ontbijt u gewoonlijk?
- Hoe laat staat gij op?
- Om hoe laat sta je op?
- Hoe laat?
- Om hoe laat?
Ik verwachtte je om 11 uur.
Ik eet mijn ontbijt om zeven uur.
- Hoe laat staat ge gewoonlijk op?
- Hoe laat sta je gewoonlijk op?
- Wanneer staat u normaal gesproken op?
Hoe laat gaat ge gewoonlijk slapen?
Hij staat om zeven uur op.
Om vier uur kunnen we naar huis gaan.
Ik verwachtte je om 11 uur.
Hij kwam om vijf uur terug.
Kom om precies tien uur.
Hoe laat lunch je meestal?
Ik zal je roepen om zeven uur.
- Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
- Ik heb om zes uur met hem afgesproken.
- Ik ontmoet hem om zes uur.
Ik heb een afspraak om 3 uur.
De opera begint om zeven uur.
- Wanneer gaat de winkel open?
- Op welk tijdstip gaat de winkel open?
Ik stond vanochtend om zes uur op.
De opera begint om zeven uur.
Ik probeer op te staan om zes uur.
Tom staat iedere morgen om zes uur op.
De lessen beginnen elke dag om negen uur.
Onze school begint om acht uur.
Banken openen om negen uur.
Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
Kunt u me zeggen wanneer de trein vertrekt, alstublieft?
- Ik ga gewoonlijk om tien uur naar bed.
- Ik ga normaliter om tien uur naar bed.