Examples of using "Zugehört" in a sentence and their dutch translations:
Tom luisterde.
Wie heeft geluisterd?
Luisterde iedereen?
Tom luisterde niet.
Wie heeft geluisterd?
Ik luisterde.
Ik heb het u gezegd, maar u wilde niet luisteren!
Ik heb het u gezegd, maar u wilde niet luisteren!
Nadat hij tien seconden lang naar een Arabisch liedje had geluisterd, hoorde Dima eindelijk een bekende stem zeggen: "As-salamoe aleikoem!"