Examples of using "Waisenkind" in a sentence and their dutch translations:
Hij heeft de wees geadopteerd.
Ik ben een wees.
Zij adopteerden een weeskind.
Zij adopteerden de wees.
Ik ben een wees.
Het paar besloot een wees te adopteren.
Het paar besloot een wees te adopteren.
Een kind waarvan de ouders gestorven zijn, noemt men een wees.