Examples of using "Spazieren" in a sentence and their dutch translations:
Ga wandelen!
Ga wandelen!
- Scheer je weg!
- Neem een wandeling!
- Ga een eindje lopen!
- Ga wandelen!
Gaan jullie maar een ommetje maken!
Ze ging wandelen.
Zullen we gaan wandelen?
Ga je een wandeling maken?
Ze gaat graag alleen wandelen.
Hij ging wandelen.
Ik wandel graag.
Hij houdt ervan wandelingen te maken.
Hij is buiten aan het wandelen.
Maak elke dag een wandeling.
Wandel elke dag.
Kan ik gaan wandelen?
Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.
Ze gaat graag alleen wandelen.
- Ik ga graag alleen te voet.
- Ik wandel graag alleen.
Tom maakt elke ochtend een wandeling.
Mag ik buiten gaan wandelen?
Estella en ik gaan wandelen.
Wil je misschien gaan wandelen?
Mijn vader gaat iedere dag wandelen.
Mijn opa houdt van wandelen.
We gingen wandelen langs de oever van het meer.
Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.
Mijn vader gaat iedere morgen wandelen.
Van tijd tot tijd maken we een ritje.
Tom en Mary gingen samen een stukje wandelen.
- Mijn vader wandelt iedere dag.
- Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.
Mijn vader wandelt in het park.
Tom laat zijn hond uit.
- Hij wandelt graag in het park.
- Hij houdt van wandelen in het park.
Maria ging wandelen met haar hond.
Tom maakt elke dag een wandeling, weer of geen weer.
- Bent u zondag gaan wandelen?
- Hebben jullie zondag een wandeling gedaan?
Tom laat elke ochtend de hond uit.
Hij wandelt elke morgen in het park.
Ga je een wandeling maken?
Ik wandel graag in de regen.
Als het weer goed is, gaan we naar de drive.
Op een zonnige dag in april ging ik wandelen.
Tom en zijn oom liepen samen in stilte.
Tom liet elke ochtend de hond uit.
Waarom zeg je dat je in het park wilt wandelen?
Laten we na het eten langs het strand wandelen.
Toen het ophield met regenen, ging hij buiten wandelen.
- Ik loop graag.
- Ik wandel graag.
Het is zijn gewoonte vroeg in de ochtend altijd te gaan wandelen.
Wil je graag met mij in het park wandelen?
Waarom zeg je dat je in het park wilt wandelen?
Hij gaat kennelijk graag wandelen.
Of om naar heel onbewoonde plekken te gaan of in het bos te wandelen.
Mijn opa houdt van wandelen.
Ik zou liever wandelen dan naar de film te kijken.
Ik heb een appel gegeten voordat ik ging wandelen.
Laten we gaan wandelen nadat het opgehouden is met regenen.
Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.
Toen ik klein was wandelde ik heel graag in de regen.
Vroeger reden ze naar de Haven van Nagoya voor het weekend.
Ik had zin om te gaan wandelen.
Mijn vader wandelt in het park.
Het was de eerste keer dat ik langs de Mogami-rivier wandelde.
Ik wandel graag.
Wil je misschien gaan wandelen?
Tom laat zijn hond uit.
Het maakt me niet uit om in de regen te wandelen.
Ik ben helemaal niet bijgelovig, maar iedereen weet toch dat de doden tegen middernacht uit hun graven klimmen om, in de gedaante van spoken, uit wandelen te gaan.