Examples of using "Mitbewohner" in a sentence and their dutch translations:
Mijn kamergenoot studeert Chinees.
- Ik ben Toms kamergenoot.
- Ik ben Toms kamergenote.
Mijn kamergenoot is gek.
Ik ben Paul, jouw kamergenoot.
- Ik ben Paul, je kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw kamergenoot.
Ik ben Paul, jouw kamergenoot.