Examples of using "Bauernhof" in a sentence and their dutch translations:
We hebben een boerderij.
Ik werkte op een boerderij.
Ik woon op een boerderij.
Ik heb zijn landgoed geërfd.
We wonen op een boerderij.
Dit is oom Toms boerderij.
Zijn hele familie werkt op een boerderij.
Ze bouwden een omheining rond het landgoed.
De boerderij is onderaan de heuvel gebouwd.
Maar het werk op de boerderij was aangenaam.
- Mijn oom heeft een boerderij in het dorp.
- Mijn oom bezit een boerderij in het dorp.
Heeft deze boerderij ergens een plekje waar we kunnen vissen?
De boerderij was wel mooi maar had veel te veel muggen.
"Ik werk op een boerderij", zei Tom.
Ik woon op een boerderij in Australië.
Je zond melk uit je landgoed.