Examples of using "„mittwoch" in a sentence and their dutch translations:
Woensdag? Donderdag? Vrijdag?
- Vandaag is het woensdag.
- Het is vandaag woensdag.
- Het is woensdag.
Ik zie je woensdag.
Sinds afgelopen woensdag is ze ziek.
Komende woensdag is oké.
"Welke dag is het vandaag?" "Het is woensdag."
Vandaag is het woensdag. Ik lees.
Ik zie je woensdag.
We gaan elke woensdag naar het park.
Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.
Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.
Een week is verdeeld in zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.
Een week heeft zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.
- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen komen op een maandag of een dinsdag, maar niet op een woensdag of een donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.
De verdachte, Tom Schneider, wordt ervan beschuldigd Maria Schmidt in de nacht van woensdag 13 op donderdag 14 februari 2013 te hebben vermoord in haar appartement aan de Berliner Allee 13 b.