Examples of using "Veux " in a sentence and their dutch translations:
Ik wil jou.
Wil je weg?
- Ik wil er één!
- Ik wil er eentje!
Wat wil je?
- Zoals je wilt.
- Wat je wil.
Wil je met me trouwen?
Ik wil meer.
- Ik wil veel.
- Ik zou veel willen.
- Wil je binnenkomen?
- Wens je binnen te komen?
Wil je het kopen?
Ik wil gaan.
Wat wil je?
Ik wil dat proberen.
Ik wil je zoenen.
Ik wil sterven.
- Ik wil je mening.
- Ik wil jullie mening.
Ik wil weggaan.
Ik wil actrice worden.
Wil je weten?
Wat wil je eten?
Ik wil jou.
Wil je graag ruimtevaarder worden?
Wat wil je eten?
Ik wil ze levend.
Ik wil het zien.
Ook ik wil er een.
Ik wil deze.
Wil je met me trouwen?
Ik wil geschiedenis studeren.
Ik wil Engels leren.
- Ik wil uw mening.
- Ik wil je mening.
Ik wil Duits studeren.
Ik wil de mijne.
Ik wil je bloed.
Ik wil actrice worden.
Ik wil deze.
Ik wil dokter worden.
Ik wil alleen maar dansen.
Wil je een appel?
- Wil je het?
- Wil je het hebben?
Wil je eerst?
Ook ik wil er een.
Ik wil een vriend.
Ik wil geen stumper zijn, ik wil cool zijn!!
Ik wil dansen.
Ik wil reizen.
Wil je weg?
Ik wil met je trouwen.
Wil je met me trouwen?
Ik wil leven.
Ik wil het.
Ik wil geloven.
Ik wil bellen...
Ik wil plezier hebben.
Wilt u gaan zitten?
Ik wil helpen.
Als je wilt.
Ik wil scheiden.
Ik wil dromen.
Ik wil blijven.
Ik wil Maria.
- Ik wil ze hebben.
- Ik wil ze.
Ik wil sterven.
Ik wil winnen.
Ik wil spelen.
Ik wil onderhandelen.
- Wil je binnenkomen?
- Wens je binnen te komen?
Wil je slapen?
- Ik wil nog eens proberen.
- Ik wil een tweede poging wagen.
Ik wil werken.
Ik wil eten.
Ik wil drinken.
Ik wil rijden.
Ik wil kopen.
Ik wil jou.
Ik wil slapen.
Ik wil alles.
Ik wil met hem trouwen.