Examples of using "Prêt " in a sentence and their dutch translations:
Is het bad klaar?
Is het ontbijt klaar?
Ben je klaar?
Is het bad klaar?
Ben je klaar?
Ben je klaar?
Is het ontbijt klaar?
- Is alles klaar?
- Is alles gereed?
Ben je klaar?
Ben je klaar?
- Ben je klaar?
- Zijn jullie voorbereid?
Zou je me het zout kunnen geven wanneer je klaar bent?