Examples of using "Marchez" in a sentence and their dutch translations:
- Loop langzaam.
- Ga langzaam!
- Loop rustig door.
- Ga langzaam vooruit.
- Wandel langzaam.
- Ga langzaam.
- Loop langzaam.
- Ga langzaam!
- Ga langzaam vooruit.
- Wandel langzaam.
Ga langzaam!
- Ga!
- Vooruit!
- Go!
Jullie gaan langzaam.
- Je loopt snel.
- Je wandelt snel.
Loop jij naar school?
Ga langzaam!
- Ga weg!
- Wegwezen!
- Ga!
- Vooruit!
- Voorwaarts!
Stap niet op de glasscherven.
Ga niet zo snel. Ik kan u niet volgen.
Die wil je niet in je broekspijp hebben zitten. Let op waar je loopt.
Loop niet op het gras.
Ik kan je niet volgen als je zo snel wandelt.
Maak elke dag een wandeling.
- Raakt u snel buiten adem tijdens het lopen?
- Raak je snel buiten adem tijdens het lopen?
Ik kan je niet volgen als je zo snel wandelt.
"Jullie moeten samen een mandje appels naar opa brengen," zei moeder. "Jij houdt de ene kant vast, en jij de andere. En zo lopen jullie dan."
- Aan de kant.
- Ga!
- Ga weg.
- Vooruit.
- Ga maar.
- Opzij.
- Opschuiven.