Examples of using "Fumé" in a sentence and their dutch translations:
Heb je gerookt?
Heb je gerookt?
Tom rookte.
Heb je gerookt?
Maria heeft gerookt.
Er werd niet gerookt.
Ze heeft gerookt.
We hebben gerookt.
Ze hebben gerookt.
Ik heb nooit gerookt.
Heb je ooit gerookt?
Ik was gek.
Maria rookte een sigaar.
Ze rookte een sigaar.
Je rookte.
Hij rookte.
Heb je ooit gerookt?
Tom rookte minstens twee pakjes sigaretten.
Hij rookt noch drinkt.