Examples of using "Canard" in a sentence and their dutch translations:
- Het is bitter koud.
- Het is ijskoud.
- Het is steenkoud.
Slobeenden heb ik nog nooit gezien.
- Het is bitter koud.
- Het is ijskoud.
- Het is steenkoud.
Gisteren was het verschrikkelijk koud.
- Het is bitter koud.
- Het is ijskoud.
De koe loeit, de haan kraait, het varken knort, de eend kwaakt en de kat miauwt.
- Het is bitter koud.
- Het is ijskoud.
- Het is steenkoud.
De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".
Het is verschrikkelijk koud deze avond.
De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".